ROMANTIEK EN INVOELING 14 juli 2000 menukaart hildebrand kant
Ze worden op kunstmatige wijze in het leven geroepen opdat ze een kort en miserabel leven leiden in slavernij, gekweld door ziekten, opdat hun lichamen verminkt worden en hun sociale gevoelens gefrustreerd. - Perce Bysshe Shelley Het romantisch levensgevoel zoals dat aan het einde van de achttiende eeuw kwam opzetten, wordt gekenmerkt door invoeling (empathie) en een ondefinieerbaar (je ne sai quoi) verlangen naar 'de natuur' en eenwording: The fountains mingle with the river De romanticus projecteert op de werkelijkheid 'eerst' zijn heftige gevoelens. 'Daarna' observeert hij hoe die werkelijkheid oplicht als een reflectie van zijn gemoed. Deze manier van waarnemen is altijd betrokken en komt in de vorm van liefde, haat, medelijden, intense vreugde, verdriet, spleen of ennui. Nooit is de dichter neutraal, onverschillig of gevoelloos al kan zijn taalgebruik objectief of zelfs klinisch aandoen. Wellicht is het romantisch invoelen heel geschikt om iets van het eigen vermogen tot liefhebben bij de ander herkennen. Daarbij hoeven de soortgrenzen helemaal geen barrière te vormen. William Wordsworth zag in het dierenrijk een 'principle of love' (Essay upon Epitaphs, 1888). Het onooglijk monster van Dr. Frankenstein in Mary Shelley's gelijknamige roman, wekt onze sympathie. Die sympathie is trouwens wederzijds. In het verhaal 'Cholstomjer' laat Tolstoj - niet eens een echte romanticus - een paard zijn droevig levensverhaal vertellen. Alles kan als bezield worden waargenomen: mensen, dieren, planten, stenen, zelfs schaakstukken! De geniale grootmeester Nizowitsch schreef eens dat de pion een ziel heeft, angsten en wensen die in hem sluimeren. De sceptische lezer dient wel te beseffen dat er genie voor nodig is om genie te kunnen herkennen. Een ander opmerkelijk voorbeeld van invoeling waarbij de soortgrenzen moeiteloos overschreden worden is het verhaal 'Vissenliefde' van Anton Tsjechov (1860-1904). De schrijver draait de richting waarin de liefde de soortgrenzen passeert om wanneer hij een steenkarper in de vijver van generaal Pantalykin tot over zijn oren verliefd laat worden op Sonja Mamotsjkina. Dit is helemaal niet zo vreemd als men bedenkt dat ook "de demon van Lermontov verliefd (is) geworden op Tamara, de zwaan op Leda en zien wij het ook af ten toe niet gebeuren dat een kanselarijklerk verliefd wordt op de dochter van zijn chef?" Maar in het geval van de steenkarper was er geen schijn van kans op wederliefde. De ongelukkige karper begon te wensen dat een snoek hem weldra zou verslinden. Helaas, de snoek was reeds lang geleden gestorven - uit pure verveling. En toen Sonja Mamotsjkina op een dag zat te hengelen beet onze karper ten einde raad maar in haar aas opdat hij tenminste in de handen van zijn geliefde een zoete dood mocht sterven. Toen Sonja zag dat zij beet had, rukte zij echter zo hard aan het lijntje dat alleen de visselip aan het haakje bleef hangen. De rest viel terug in de vijver. Onze karper verloor toen zijn verstandelijke vermogens. Over het algemeen geven karpers er de voorkeur aan om in zure room gebakken te worden, zo vermeldt de tekst, maar voor onze karper was nu iedere dood goed genoeg. Tot welk een bodemloos en besmettelijk soort van zwaarmoedigheid deze liefdesgeschiedenis aanleiding heeft gegeven in de gehele Russische literatuur van na dit voorval, vermeldt Tsjechov aan het einde van dit droevig verhaal over een romantische vissenliefde. In haar levenswerk Prometheus (1919), een groot romantisch essay over de geschiedenis van het individualisme, brengt de schrijfster Carry van Bruggen het vegetarisme in verband met het pantheïstisch levensgevoel van de vroege romantici. Het vegetarisme wordt dan een uiting van kwetsbare individualiteit en als zodanig staat het lijnrecht tegenover de collectiviteit (niet te verwarren met 'eenheid'). De 'collectiviteit' is humorloos, instinctief en onverdraagzaam. Het is de vlucht van de massa in egocentrisme, antropocentrisme en xenofobie. Al het vreemde, al het andere - dus ook de natuur, planten en dieren - wordt gemeten naar het eigene als de enige maat van alle dingen. De blinde collectiviteit, uitsluitend gericht op zelfbehoud, kan het andere in zijn anders-zijn niet zien en juist daarom kan het ook de paradoxale eenheid der dingen niet ervaren. Die eenheid gaat in tegen haar eigenbelang. Eigenbelang, moraal en wet vallen in de collectiviteit volledig samen. Tegenover de collectiviteit staat de zoekende geest van de romanticus. Vanuit een soms ondraaglijk gemis gaat een kwetsbare ziel op zoek naar een 'brug': "And you O my soul where you stand, surrounded, detached, in measureless oceans of space, ceaselessly musing, venturing, throwing, seeking the spheres to connect them, till the bridge you will need be form'd, till the ductile anchor hold, till the gossamer thread you fling catch somewhere, O my soul" (Walt Whitman). Ergens moet iets bestaan, achter de horizon wellicht, een oud verband of een contact dat verloren ging, ja de romanticus weet zelf niet goed wat hij zoekt. Misschien zal hij het nooit vinden. Maar tenminste een ding zal hij nooit vergeten: dat hij in het diepst van zijn wezen naar die heelheid terugverlangt. De vegetarische dichter Perce Shelley beschouwde het eten van vlees als het resultaat van een pijnlijke breuk in de evolutie van de mens. Het noemt het 'Nature's broken law' (Queen Mab, 1813), of de 'Fall from Grace' uit het bijbelboek Genesis toen de mensen uit het paradijs werden verjaagd, dieren gingen offeren en vlees eten. Ook als vegetariër wil de romanticus de oerbreuk met de schepping en met God weer herstellen. De romantici waren zich bewust van de onoverbrugbare kloof die er was ontstaan tussen de objectieve wetenschappen en datgene wat slechts in poëzie of kunst kon worden uitgedrukt. Pas in gedichten kwam hun genie tot een spontane gevoelsuitbarsting waaraan een hoge kentheoretische status werd toegekend als betrof het goddelijke opbaringskennis. De verscherpte tegenstelling tussen verstand en gevoel, wetenschap en kunst, komt ook tot uiting in talloze andere tegenstellingen zoals die tussen 'abstract' en 'concreet', tussen 'algemeen' en 'historisch' (nationalistisch), 'discontinu' en 'symbolisch', 'techniek' en 'natuur', 'atomisme' en 'holisme', 'collectivisme' en 'individualisme', 'realisme' en 'idealisme', 'mechanisch' en 'organisch'. Zulke tegenstellingen beheersen vandaag nog steeds de cultuurdebatten. Er valt dan ook veel voor te zeggen dat het romantisch complex zich helemaal uitstrekt tot aan onze tijd. Er valt eveneens veel voor te zeggen dat het hedendaags vegetarisme inderdaad sterke romantische wortels heeft, vooral waar het anti-rationalistische tendenzen bevat. Er bestaan trouwens wel meer dan 10.000 definities van het begrip 'romantiek'. We zullen 'romantisch' hier dus maar heel ruim opvatten, zodat niet slechts Goethe, Schiller en Novalis, maar ook bijvoorbeeld Dostojevski, Tolstoj, Maeterlinck en Frederik van Eeden romantici genoemd kunnen worden, en verder alle andere symbolisten, modernisten, dadaïsten, kubisten, fauvisten en methodisten, zolang zij maar romantische zielen waren. Een feit is dat sinds het begin van de negentiende eeuw het aantal vegetariërs flink begon toe te nemen. Kon men het vegetarisme van vóór die tijd nog betrekkelijk eenvoudig in kaart brengen aan de hand van die enkele vertegenwoordiger uit zijn eeuw ('one in a million' volgens Henry Salt), vanaf de negentiende eeuw is dat niet meer mogelijk. Er komt een vegetarische beweging opzetten die hoe langer hoe meer een politieke factor van betekenis zal worden. Talrijk zijn de namen van schrijvers, filosofen, kunstenaars, musici, theologen en politici die op een of andere manier in verband kunnen worden gebracht met het vegetarisme, de antivivisectie, de dierenbescherming of de dierenrechten. Het simpele vermogen om huisdieren als gelijkwaardig te zien en lief te hebben, was geen zeldzaamheid meer, hoewel de burgers van Plymouth even zullen hebben moeten wennen toen de gravin van Mount Edgecumbe in 1790 "een tien meter hoge obelisk liet plaatsen op een heuvel buiten Plymouth, ter herinnering aan een uitzonderlijk gevoelig varken met de naam Cupid, dat ze zonder blikken en blozen een echte vriend noemde" (De Botton 2006). De opkomst van de 'vegetarische' beweging beperkt zich natuurlijk niet tot de zuivere romantiek en staat ook niet op zichzelf: ideeën over het vegetarisme en sociale hervorming waren onlosmakelijk verbonden. Er ontstaat een globaal netwerk van vegetariërs, romantici, sociale hervormers, humanisten en wetenschappers. Volgens Henry Salt (Animals' Rights, 1892) was het vegetarisme een onderdeel van een wereldwijd opkomend humanitair bewustzijn waarvan de Franse Revolutie het beginpunt markeerde: "From the great Revolution of 1789 dates the period when the world-wide spirit of humanitarianism, which had hitherto been felt by but one man in a million --the thesis of the philosopher or the vision of the poet-- began to disclose itself ... as an essential feature of democracy ... A great and far-reaching effect was produced in England at this time by the publication of such revolutionary works as Paine's Rights of Man and Mary Wollstonecraft's Vindication of the Rights of Women" (citaat Davis zjb). Een plaats waar dergelijke ideeën elkaar ontmoetten was het huis van John Frank Newton. Daar waren Shelley en zijn vrouw Harriet en enkele van zijn 'vegetarische' vrienden (Byron, Thomas Jefferson o.a.) te vinden. John Newton was de auteur van Terugkeer naar de natuur (1811). Het boek had als ondertitel: 'a defence of the vegetable regimen'. Het wordt dikwijls beschouwd als het begin van de vegetarische beweging. Mary Shelley (1797-1855) was de tweede vrouw van Perce Shelley en de dochter van twee politieke hervormers, William Godwin en Mary Wollstonecraft. In 1818 schreef zij Frankenstein: or the modern Prometheus. Dat het monsterlijk wezen dat de alchemist Dr. Frankenstein had geschapen, in aanleg een goedaardig wezen was, is niet toevallig. Hij was een intelligente, fijngevoelige vegetariër en verlangde er hevig naar opgenomen te worden in een liefdevolle mensengemeenschap. Hij zocht contact met zijn maker. Maar om zijn weerzinwekkend voorkomen was menselijk contact onmogelijk. Het vriendelijke monster was daarom genoodzaakt om zich voor mensen en kinderen te verbergen. In het bos leefde hij van bosvruchten en eikels. Hij smeekt Frankenstein om een levensgezellin. Met haar zou hij kunnen leven als in het vegetarisch paradijs: My food is not that of man; I do not destroy the lamb and the kid to glut my appetite; acorns and berries afford me sufficient nourishment. My companion will be of the same nature as myself and will be content with the same fare. We shall make our bed of dried leaves; the sun will shine on us as on man and will ripen our food. The picture I present to you is peaceful and human, and you must feel that you could deny it only in the wantonness of power and cruelty. Pitiless as you have been towards me, I now see compassion in your eyes; let me seize the favourable moment and persuade you to promise what I so ardently desire. In het nu volgende laten we het romantisch levensgevoel zelf aan het woord. Alle gedichten en fragmenten werden geciteerd uit Anthology of Poetry (zj), tenzij anders aangeven. WILLIAM BLAKE William Blake De volgende dichtregels zijn van William Blake (1757-1828).
Thy summer's play My thoughtless hand Has brushed away. Am not I A fly like thee? Or art not thou A man like me? For I dance, And drink, and sing, Till some blind hand Shall brush my wing. If thought is life And strength and breadth; And the want Of thought is death; Then am I A happy fly, If I live Or if I die. JOHANN WOLFGANG VON GOETHE Goethe Goethe (1749-1832) en de filosoof Johann Gottfried Herder (1744-1803) zagen in het werk van de bioloog Linnaeus een uitdrukking van een nieuwe beleving van wereld en mensheid. Het was een pantheïstisch levensgevoel. Het volgende is ontleend aan M. Landmann, Filosofische antropologie, 1971. "Algemeen stelt de tijd van Goethe tegenover het christelijke dualisme god-wereld een pantheïstisch monisme. Daarom wil hij ook het dualisme mens-natuur overwinnen." De mens, volgens Goethe, is volledig van de natuur afhankelijk. In Goethe's tijd onstond een wetenschappelijke twist tussen twee Franse geleerden, Cuvier en Geoffroy, over de vraag of de dierenwereld kon worden onderverdeeld in vier gescheiden grondvormen, zoals Cuvier dacht, of dat zij daarentegen juist een doorlopende eenheid vormde, zoals Geoffroy en ook Goethe meende. In 1784 onderzocht Goethe eigenhandig mensen- en dierenschedels. Hij ontdekte toen dat bij de schedels van menselijke embryo's het zogenaamde os intermaxillare, een beenstukje tussen de bovenkaken, zichtbaar was. Volgens de heersende opinie onder geleerden was het ontbreken van os intermaxilare nu juist het principiële verschil tussen mens en dier. Het was de anatomen natuurlijk al lang opgevallen hoe weinig verschil er bestond tussen mensen- en dierenlichamen. Daarom hadden velen gehoopt dat het os maxillare de mens voor een al te nauwe verwantschap met de dieren kon redden. Men begrijpt hoezeer Goethe zich over zijn wetenschappelijke ontdekking verheugde. Niet dat hij van mening was dat er tussen mensen en dieren geen grote culturele, historische of morele verschillen zouden bestaan, maar naar zijn stellige overtuiging had het ontbreken van een onbeduidend kaakbeentje daaraan niets toe te voegen. De natuur zag hij als 'een grote eenheid die overal hetzelfde slechts op verschillende wijze varieert'. Landmann: "Het zou met de uniformiteit van de natuur in strijd zijn als de overigens complete analogie tussen het dierlijke en menselijke skelet op een plaats plotseling zou ontbreken." Deze eenheid van de natuur was voor Goethe goddelijk. "Dat de mens zijn toerusting door de natuur met de dieren gemeen heeft, had daarom voor hem niets stuitends of pijnlijks, integendeel! Terwijl vroegere onderzoekers - voor wie de natuur in vergelijking tot God het lagere was - naar een kenmerk zochten dat de mens van haar verwijdert, toont Goethe in zijn natuurdevotie juist aan dat er niets is dat hem van haar verwijdert." THOMAS GISBORNE Het volgende fragment van Thomas Gisborne (1758-1846) is uit 'The Worm'.
Their humble bliss receive; O, do not lightly take away, The life thou canst not give. SAMUEL TAYLOR COLERIDGE Samuel Coleridge Eveneens uit Anthology of Poetry een fragment uit 'The Rime of the Ancient Mariner' van Samuel Coleridge (1772-1834):
To thee, thou Wedding-Guest! He prayeth well, who loveth well Both man and bird and beast. He prayeth best, who loveth best All things both great and small; For the dear God who loveth us, He made and loveth all. WILLIAM WORDSWORTH William Wordsworth William Wordsworth (1770-1855), fragment uit Humanity:
Then would ... Love ebb and flow untroubled by caprice; And not alone harsh tyranny would cease. But unoffending creatures find release From 'qualified' oppression, whose defence Rests on a hollow plea of recompense. LORD BYRON Lord Byron Lord George Gordon Noel Byron (1788-1824) had een ongelukkige jeugd vanwege een verlamde voet. Hij zocht compensatie in zijn lectuur en op het fysieke vlak wilde hij zich bewijzen in sporten als zwemmen en boxen, zegt Barkas. Af en toe vastte hij een aantal maanden. Hij at dan geen vlees: "niet uit diepgaande ethische of politieke overwegingen maar uit ijdelheid - om hem in staat te stellen zijn gewicht laag te houden", aldus Barkas. Toch had hij ook weerzin tegen wreedheid. De hengelsport noemde hij 'de wreedste, de koudste en meest stomzinnige van de zogenaamde sporten' (ARRS Quotations on Hunting).
Whatever Isaac Walton sings or says: The quaint, old, cruel coxcomb, in his gullet Should have a hook, and a small brown trout to pull it ... - Don Juan Was Byrons verontwaardiging een pose? Giehl: "Although Byron held the rather curious notion that flesh eating diposes people to ferocity, it would be difficult to believe that the poet's sporadic adherence to a vegetarian diet was actually based on ethical considerations. Trelawny recalls that during a voryage to Greece in 1823, he and Byron whiled away the time by pistol shooting: '... empty bottles and live poultry served as targets; a fowl, duck, or goose, was put into a basket, the head and neck only visible, hoited to the main yard-arm: and we rarely had two shots at the same bird.' Actually, these birds would have been killed anyway, since they were meant to be used as food for the people on board ship. Byron, however, had no intention of eating the birds he killed. Aside from occasionally eating fish, Byron was committed to following a vegetarian diet at this time." PERCY BYSSHE SHELLEY Shelley Shelley en veel van zijn vrienden waren vegetariërs. De groep vormde een vegetarische 'kerk' volgens de niet-vegetarische vrienden Hogg en Peacock. In 1812 waren Shelley en zijn vrouw Harriet (1792-1822) vegetariërs geworden. In datzelfde jaar had Shelley John Newton leren kennen, auteur van The Return to Nature. Er is een strijd gaande over de vraag of Shelley onder invloed van Newton vegetariër is geworden, zoals een vriend van Shelley, Thomas Jefferson Hogg, beweerde. Echter, "Shelley was a prodigious reader and was more likely to have been converted to vegetarianismn by other writers on the subject" (Spencer). In de jaren 1810 en 1811, toen Shelley in Oxford verbleef, was hij reeds van overtuigd dat het verkeerd was om dieren te doden voor voedsel en hij discussieerde daar over. Hij hield niet van dierlijk voedsel. Shelley besteedde weinig aandacht aan zijn maaltijden. Al voor 1812 at hij "plain and simple as that of a hermit, with a certain anticipation, even at that time, of a vegetabe diet" (citaat Giehl). Het schijnt dat Shelley ongezond at. Toen hij eenmaal vegetariër was geworden wilde hij niet dat men zou ontdekken hoe slecht zijn gezondheid was. In een brief aan Leigh en Marianne Hunt schreef hij: "Do not mention that I am unwell ... for the advocate of a new system of diet is held bound to be unvulnerable by disease, in the same manner as the sectaries of a new religion are held to be more moral than other people". Shelley's argumenten voor de vegetarische leefwijze zijn niet origineel, maar wel doorleefd. Het was ook niet goed mogelijk om nog origineel te zijn. Allerlei argumenten voor het vegetarisme - diëtistische, ethische, religieuze en sociaal-politieke - waren van oudsher overgeleverd, ook aan Shelley die veel las. Hij was bekend met Plato, Hume, Voltaire, Franklin en Rousseau. In 1913 verscheen A Vindication of Natural Diet (1913) waarin Shelley de lichamelijke en morele degeneratie van de mens toeschrijft aan onnatuurlijke levensgewoonten en voeding. Het is de 'wortel van alle kwaad'. Zijn vegetarische ideeën zijn 'inextricably linked to the issue of social reform' (Giehl). Shelley meende dat de mens van nature een herbivoor was en hij wilde dat Engeland meer graan zou gaan verbouwen "in plaats van (de grond) door grazende dieren te laten gebruiken, die alleen maar door de rijken opgegeten worden" (Barkas). Hij zag de argumenten voor 'het Pythagorisch systeem' in één grote samenhang waarbij wellicht ook de leer van de metempsychose was inbegrepen: eens had hij een baby uit de armen van een vrouw genomen en het kind ondervraagd over zijn vorige levens.
Stain with its venomous stream a human feast, To the pure skies in accusation steaming. - The Revolt of Islam He slays the lamb that looks him in the face, And horribly devours his mangled flesh; Which, still avenging nature's broken law, Kindled all putrid humours in his frame, All evil passions, and all vain belief, Hatred, despair, and loathing in his mind, The germs of misery, death, disease, and crime. No longer now the winged habitants, That in the woods their sweet lives sing away, Flee from the form of man; but gather round, And prune their sunny feathers on the hands Which little children stretch in friendly sport Towards these dreadless partners of their play. - Prometheus Unbound Wat hebben andere romantici als Schiller, Novalis, Herder, Alexander von Humboldt, Schopenhauer, Dostojevski, Wagner, Hildebrand , Frederik van Eeden en Jotie T'Hooft met het vegetarisme gemeen? Dit stuk is in voorbereiding. Geduld, geduld ... Bronnen -50 beroemde dierenverhalen (1974) -M.H. Abrams (1971) -ARRS Quotations on Hunting -Anthology of Poetry (zj) -Barkas (1979) -De Botton (2006) -Van Bruggen (1919) -Davis (zjb) -Giehl (1979) -Landmann (1971) -Mudure (1996/7) -M Shelley (1985) -PB Shelley (1994) -Spencer (1996) -Tolstoj (1989) -Wordsworth (1888) menukaart hildebrand kant |