HILDEBRAND
beestenspel



26 februari 1999

menukaart
blavatsky
romantici



Uit de Camera Obscura van Hildebrand, pseudoniem van Nicolaas Beets (1814-1903):


Neen, ik wil niet naar 't beestenspel! Ik houdt er niet van. Zeg mijn niet dat het belangrijk is; dat men het gezien moet hebben; dat men in geen gezelschap komen kan of men moet tenminste goed of kwaad zeggen van de lokken, de bakkebaarden en de moed van de eigenaar, van de lama, van de verlichting der tent, en van de twee tijgers in één hok; - herhaal mij niet dat men tenminste één ongeluk heeft moeten zin 'bijna gebeuren' en één bijzonder tekenachtige houding van 't een of ander gedrocht bespied hebben, in een ogenblik 'dat er niemand anders naar keek'; zeg mij niet dat men moet gaan kijken hoe de vrucht van 't zweet en bloed van onvermoeide hengelaars in één ogenblik door de gulzige pelikaan veslonden wordt, en hoe de boa constrictor een Leidse bok met hoornen en al, in een oogwenk tijds verzwelgt; - roep mij niet toe dat men zijn anekdote behoort te hebben op de kasuaris, zijn snakerij op de apen, en zijn woordspeling op de beren. Op dit alles antwoord ik u: ik haat het beestenspel; en ik zal u de reden van mijn afgrijzen uiteenzetten.

Een beestenspel! Weet gij wat het is? - 'Een verzameling', zegt gij, 'van voorwerpen van natuurlijke geschiedenis, even belangrijk voor de dierkundige ...' Als voor de beestenvrind, wilt gij zeggen? 'Neen, als voor ieder mens, die er belang in stelt zijn medeschepselen op dit wijde wereldrond te kennen. 'Gij zegt wèl; maar dan wenste ik mijn medeschepselen te zien, zoals ik ze op plaat I van iedere prentenbijbel zie, in aardige groepen door elkander geschikt, allen in hun natuurlijke houding: de leeuw, met een opgeheven voorpoot, als op brullen staande; de kakatoe, van een boomtak neerkijkende, als om te onderzoeken wat voor kleur haar Adam heeft; en niet, och, ik bid u, niet in die afschuwelijke ijzeren schommels (een soort van grote lijsterbogen) in eeuwige beweging; de boa in 't verschiet, om de boom in schone verleidelijke bochten gekronkeld, en naar de noodlottige appel opziende; de adelaar, hoog in de lucht zwevende, als een nauwelijks zichtbare stip: ja, dan nog veel liever geheel onzichtbaar, dan zóals ik hem in een beestenspel zie. Zo zou het mij aangenaam en belangrijk zijn. - Maar hier in deze enge, bekrompen hokken, achter die dikke tralies, in die slaafs, weerloze, gedrukte, angstige houding - o! een beestenspel is als een gevangenis, een oudemannenhuis, een klooster vol uitgeteerde bedelmonniken; een hospitaal is het, een Bedlam vol stompzinningen ...

Altemaal zijn zij opgesloten: de vorst als de knecht, de vorst meer dan allen. Waan niet dat gij hem in zijn natuurlijke grootte ziet. Dit hok maakt hem kleiner; hij wel een voet gekrompen. Zijn gelaat is verouderd. Zijn ogen zijn dof geworden; hij is suf; het is een verlopen leeuw. Zou hij nog klauwen hebben? Bedroevend schouwspel. Een haspel in een fles; men weet niet hoe 't mogelijk is dat hij er inkwam! Een ziek soldaat; een grenadier met geweer en wapens, berenmuts en knevels (foudre de guerre) in een schilderhuis; Simson met afgesneden haar; Napoleon op St. Helena ...

Geen gevangenhuis, geen tuchtcel, geen schavot, geen kaak, geen draaikooi, geen beesten-spel. Ja, een spel is het, een afschuwelijk wreed spel. Moet gij een spel hebben: herstelt het molmend coliseum tot een worstelperk en hebt ten minste de grootmoedigheid, uw gelijken met hen ten kamp te doen treden.

Vermaakt u (zo gij nog niet genoeg hebt van barbaarse vermaken) met hun krachten, met hun moed, met hun heldeneinde; - niet met hun slavernij, niet met hun ontaarding, niet met hun heimwee, niet met hun teringdood.




menukaart
blavatsky
romantici