JOHN RAY




24 mei 1998

menukaart
voltaire
more




John Ray




      Het leidt geen twijfel dat de mens niet geschapen is als een carnivoor dier. - John Ray


John Ray (1628-1704) is om drie redenen een wegbereider van het culturele klimaat waaruit de latere vegetarische bewegingen zijn ontstaan. Hij verenigde zijn liefde voor de natuur met de theologie waardoor de theologie aan dogmatisch gehalte verloor. Hij was daarnaast van mening dat de mens van nature een herbivoor is. Ten derde heeft Ray een 'natuurlijke' taxonomie ontwikkeld waarop de latere evolutie-theorieën steunen. Zo heeft hij indirect bijgedragen aan de verkleining van het onderscheid tussen mens en dier. Deze drie bijdragen aan het vegetarisme komen ongeveer overeen met drie kwaliteiten die John Ray in zich verenigde: hij was een vooraanstaand 'naturalist' - hij wordt hij de vader van de plant- en dierkunde ('natural history') genoemd. Hij was verder een invloedrijk filosoof én theoloog.

Evenals Linnaeus hield John Ray, zoon van een Engelse smid, als kind veel van de natuur. Vooral planten hadden zijn interesse. In 1644 ging hij studeren in Cambridge waar hij in korte tijd een expert werd op het gebied van wiskunde, 'natural science' en talen. In 1660 werd hij beroepen tot priester van de anglicaanse kerk. Op zijn reizen door Engeland en Europa verzamelde hij planten, dieren en stenen. Hij kreeg erkenning voor zijn plantenexperimenten en trad in 1667 toe tot een belangrijke wetenschappelijke vereniging, de Royal Society of London. Ray publiceerde over theologie, talen en 'natural history'. Zijn verdiensten voor de biologie lagen vooral op het gebied van de systematiek: "he brought order to the chaotic mass of names in use by the naturalists of his time". Ray zocht naar een natuurlijk classificatiesysteem "that would reflect the Divine Order of creation". Hij klassificeerde meer dan 18.000 soorten. Beroemd is zijn vergissing om walvissen bij de vissen onder te brengen. Maar zijn onderscheid tussen een- en tweezaadlobbige bloemen bleek zeer succesvol: "it produced more 'natural' results than 'artificial' systems".

Ook op theologisch gebied zocht de zeer vrome Ray naar een 'natuurlijk' systeem waarbij hij er van uitging dat Gods wijsheid en macht in de schepping zichtbaar gemaakt konden worden langs wetenschappelijk-observationele weg.

Niets is waardiger en vreugdevoller dan het aanschouwen van Gods schone werken in de natuur en Zijn oneindige wijsheid en goedheid te eren.

Met zijn gecombineerde bijdragen aan theologie en biologie, onder andere uiteengezet in Works of the Creation (1691) and Three Physico-Theological Discourses (1692), staat Ray niet alleen. In de late zeventiende eeuw ontstond de zogenaamde 'fysico-theologie', een wereldbeschouwing die tot in de vroeg-negentiende eeuw bijzonder invloedrijk zou blijven en een nieuw populair-wetenschappelijk genre deed ontstaan. Wetenschappers waren in de tijd van Ray dikwijls predikanten en hun wetenschappelijke bevindingen kregen een theologische nabehandeling. Zo werden religie en empirisme samengesmeed in een harmonieus wereldbeeld waarin de natuur en het geloof elkaar aanvulden en versterkten. Een van de eerste fysico-theologische werken werd geschreven door de inmiddels vergeten Nederlandse arts Bernard Nieuwentyt (1654-1718), Het regt gebruik der Wereltbeschouwingen. Zijn 900 pagina's tellende boekwerk was zeer populair en werd vertaald in verschillende talen. Het werd aandachtig gelezen door twee andere wegbereiders van het vegetarisme: Rousseau en Voltaire (Bots). Men kan zich goed voorstellen dat de fysico-theologie een vruchtbare voedingsbodem is geweest voor het ontstaan van de eerste vegetarische bewegingen aan het begin van de negentiende eeuw en de daaraan voorafgaande mentaliteitsverandering in de achttiende eeuw.

John Ray heeft met zijn taxonomisch werk de latere evolutietheorieën helpen voorbereiden. Maar door zijn combineren van empirisme en theologie moest hij wel een verklaring zien te vinden voor het mysterie van de fossielen. In zijn tijd cirkuleerden merkwaardige theorieën. Zo zouden fossielen lusi naturae zijn, spelingen van de natuur, gevormd door een formatieve kracht ('Plastick Virtue') die op de aarde had ingewerkt. Anderen beweerden dat God de fossielen zomaar voor zijn plezier had gemaakt en weer anderen zagen er mallen in voor de levende organismen. Ook werd verondersteld dat fossielen het werk waren van de Duivel om de mensen bang te maken en te verwarren.

Ray hield vol dat fossielen eens levende wezens waren geweest. De fossielen zouden gevormd zijn tijdens de zondvloed en de scheppingsdagen toen God de aarde schiep uit de wateren. Ray dacht ook aan de invloed van vulkanen en aardbevingen. Maar hij schrok toch terug voor de consequenties dat fossielen uitgestorven diersoorten konden zijn en dat de aarde dan veel ouder moest zijn dan de theologen beweerden. Deze mogelijkheid had Leonardo da Vinci een eeuw eerder reeds voor waarschijnlijk gehouden; ook dacht Leonardo dat de zondvloed onmogelijk de gehele aarde kon hebben getroffen. Zo ver als da Vinci durfde Ray niet gaan. Hij heeft de brandende kwestie in vraagvorm overgedragen aan de generaties evolutionaire biologen na hem.

Ray was van mening dat de mens niet geschapen was om vlees te eten, zoals blijkt uit de volgende citaten uit Rodríguez. Hierin vindt men drie elementen: christelijke religiositeit, pre-romantische sentimentaliteit en empirisme:

Wat een lieflijk en onschuldig aanzicht is een gedekte tafel zonder vlees. Wat een verschil met een tafel bedekt met het dampende vlees van geslachte, dode dieren! De mens is beslist niet geschapen als een carnivoor. Jacht en vraatzucht zijn onnatuurlijk. De mens heeft noch de scherpe tanden, noch de klauwen om een prooi te slachten. Integendeel, zijn handen zijn gemaakt voor het plukken van fruit, kersen, groenten en zijn gebit is voor dit voedsel geschikt.

Alles wat we nodig hebben om ons te voeden, te herstellen en plezier aan te beleven is in de natuur overvloedig aanwezig ... De boomgaarden bevatten alle heerlijkheden die wij ons maar kunnen voorstellen terwijl de slagers en de slachthuizen volzitten met gestold bloed - daar hangt een vreselijke stank.



Bronnen

-Bots (1972)
-Museum of Paleontology (1994-98b)
-Rodríguez (1996)
-Spencer (1993)




menukaart
voltaire
more