Van een beginner kun je winnen met een eenvoudige aanval. Maar
een goede schaker weet hoe hij zich moet verdedigen. Niet elke aanval is goed.
Soms kun je beter een stuk ontwikkelen dan meteen gaan aanvallen. Want als de
aanval niets oplevert, dan verlies je tijd. De ander krijgt dan een
ontwikkelingsvoorsprong. Dit geldt ook voor het herdersmat. Dit is alleen goed
tegen beginners. Bij sterke tegenstanders werkt het trucje niet meer.
Wat zijn dan goede zetten? Vaak zijn dit zetten met een dubbele
bedoeling, bijvoorbeeld een dubbele aanval: je valt een stuk aan (ergens op
links bijvoorbeeld), en tegelijkertijd val je een ander stuk aan (ergens
op rechts). Tegen een dubbele aanval is het al veel moeilijker verdedigen. Ook
andere trucs uit Stap 2 en Stap 3 hebben een dubbele bedoeling: penning,
uitschakelen van verdedigers (slaan of wegjagen), aftrekaanvallen. Maar er zijn
nog veel meer zetten met een dubbele bedoeling, of zelfs met een drie- of
vierdubbele bedoeling. Hier zijn voorbeelden van zetten die
tegelijkertijd twee goede dingen doen:
Ëen stuk ontwikkelen en tegelijkertijd iets van de tegenstander aanvallen
Ëen stuk ontwikkelen en tegelijkertijd de ontwikkeling van de tegenstander afremmen
Iets aanvallen dat goed ontwikkeld staat
Iets aanvallen dat iets verdedigt
Schaak opheffen en tegelijkertijd een stuk ontwikkelen
Schaak opheffen en tegelijkertijd iets wegjagen
Schaak opheffen met een stuk dat aangevallen is
Rokeren en tegelijkertijd de andere koning schaak zetten
Ëen stuk dekken en tegelijkertijd een stuk ontwikkelen
Een stuk dekken en tegelijkertijd schaak geven
Iets dekken en tegelijkertijd iets aanvallen
Iets slaan en meteen iets nieuws dreigen
Iets aanvallen dat niet weg kan
Een zet goede zet doen en tegelijkertijd voorkomen dat de tegenstander een goede zet doet
Enzovoort. De lijst kan nog langer, maar je begrijpt hopelijk wat de bedoeling is. Hieronder zie je voorbeelden van sterke en minder sterke zetten.
|