Jeugdschaakpagina
Stap 1 | Stap 2 | Stap 3 | Stap 4 | Stap 5 | Stap 6 |
volgende pagina | vorige pagina









PRAKTISCH PIONNENEINDSPEL (d)


Pionneneindspelen komen vaak voor. Hoewel er maar weinig stukken op het bord staan, moet je soms diep rekenen om een winst te vinden. Twee erg op elkaar lijkende stellingen hebben soms een verschillende oplossing. Pionneneindspelen zijn dus verraderlijk. Wie er goed in is, zal veel partijen winnen of verloren stellingen remise weten te houden.

Voordat je met de oefeningen begint, lees eerst de uitleg, of kijk in Stap 3.
Het is aan te bevelen om de oefeningen regelmatig te herhalen.

Elke oefening begint met een meerkeuzevraag: A) wit staat gewonnen, B) het is remise of C) zwart staat gewonnen. Klik op het juiste antwoord.
Soms staat bij een oefening 'Kies alleen uit A, B of C'. Het gaat er alleen om dat je de stelling juist beoordeelt (gewonnen, remise, verloren). Je hoeft geen zet in te voeren (want er zijn soms meerdere goede antwoorden).











Zwart aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1... Kxh4
Alleen zo wint zwart. Wit krijgt geen oppositie.


1... gxh4 wint niet, vanwege de randpion:
2. Kg1 en wit gaat de hoek in. Remise.

2. Kf2 Kh3 *








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. Kc1
Wit dreigt de hoek in te gaan.
1... Ka2

1... a3 2. Kb1 Remise. De witte koning kruipt naar de hoek. Met een randpion is dat altijd remise.

2. Kc2
Maar nu komt de zwarte koning niet meer weg van de a-lijn:
2... a3 3. Kc1 Kb3
Als zwart toch weggaat, dan bereikt wit de hoek:
4. Kb1
Remise.
*








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. Kc2!
De verre oppositie. Zo voorkomt wit, dat zwart de oppositie pakt.

Andere zetten zijn niet goed:
1. Kc3? Kc5 Zwart wint.
1. Kd3? Kd5 Zwart wint.
1. Ke3? Kc5! 2. Kd3 Kd5 Zwart wint.

1... Kc5 2. Kc3
Remise.
*








Zwart aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1... Kg8!
Verre oppositie. Alleen zo houdt zwart het remise.


Na 1... Kg7? krijgt wit de gewone oppositie: 2. Kg5 en zwart verliest. Zoek zelf uit hoe.

2. Kg4 Kf8! 3. Kf4 Ke8! 4. Ke4 Kd8! 5. Kd4 Kc8!
Steeds verre oppositie. Na de volgende zet van wit kan zwart eindelijk naar voren met zijn koning met een gewone opposistie.
*








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. Kd2!
Alleen zo wint wit. Hij moet omlopen.

1. Ke2? Kf6 2. Ke3 Ke5 Wit komt niet voorbij zijn eigen pion. Remise.

1... Kf6 2. Kc3 Ke5 3. Kc4 Kd6

3... Ke6 4. Kc5 Sleutelveld.

4. Kd4
Oppositie.
4... Ke6 5. Kc5
Sleutelveld. Wit wint.
*








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. Kxa5
Wit moet deze pion slaan. Meer dan remise zit er voor wit echter niet in.


1. Kxa6? verliest na 1... Kb4 2. Kb6 Kxa4 3. Kc5 Kb3 en de pion loopt door.

1... Kb3 2. Kxa6 Kxa4 *








Zwart aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1... Ke6
Zwart neemt de verre oppositie in. Na
2. Kf3
volgt
2... Kf5 *








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. Kxc6!

Niet goed is 1. Kxc5? Kf4! 2. Kxc6 Ke3

1... Kf5

1... Kf4 werkt hier niet: 2. Kxc5

2. Kxc5 Wit heeft een sleutelveld en wint. *








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. d5
De pion op de vijfde rij is gunstig. Wit wint, bijvoorbeeld:
1... Ke8 2. Kxd6 Kd8 3. Ke6 Ke8 4. d6 Kd8 5. d7 *








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. Ke7!
Wit komt als eerste aan de overkant. Hij wint tijd door twee keer schaak:
1... h4 2. d5 h3 3. d6 h2 4. d7+
Schaak!
4... Kc7 5. d8=D+
Opnieuw schaak!
5... Kc6 6. Dd6+ Kb5 7. Dxh2 *








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1... Kh1!
Gespeeld met een speciale bedoeling.


1... Kg3 helpt sowieso niet, vanwege 2. Kg1 en wit promoveert, zwart niet.

2. b6 h2!
Er dreigt pat.
3. Ke2

3. b7 is meteen remise.

3... Kg1 4. b7 h1=D 5. b8=D
Het staat precies gelijk. Zwart kan veel schaakjes geven, maar niet meer winnen bij goed spel van zwart.
*








Wit aan zet

(A) Kies
(A) Wit staat gewonnen
(B) Het is remise
(C) Zwart staat gewonnen

1. Kf1!
Zo houdt wit het remise. Alle andere zetten verliezen. Onderzoek het zelf.
1... h3 2. Kg1
En de koning gaat naar de hoek. Zwart moet nu nog remise maken. Lukt dit??
*

Opnieuw oplossen? Druk op F5 (pagina vernieuwen).





Jeugdschaakpagina
Stap 1 | Stap 2 | Stap 3 | Stap 4 | Stap 5 | Stap 6 |
volgende pagina | vorige pagina