Jeugdschaakpagina Stap 1 | Stap 2 | Stap 3 | Stap 4 | Stap 5 | Stap 6
|
|||
Een pion is 1 punt waard. Je hebt er acht. Pionnen mogen alleen vooruit, steeds een veld: de witte pionnen gaan naar boven (niet naar opzij), de zwarte pionnen gaan naar beneden (niet naar opzij). Maar pionnen mogen schuin slaan. Witte pionnen slaan schuin naar boven (maar niet schuin achteruit), zwarte pionnen (die in omgekeerde richting gaan) slaan schuin naar beneden. Pionnen die nog op hun beginplaats staan mogen ook twee velden recht vooruit (maar ze mogen nooit twee velden schuin vooruit slaan). Pionnen die aan de overkant komen, worden een ander stuk. De pion wordt dan dus meer waard. Dat heet promoveren. Je mag zelf kiezen wat de promotiepion moet worden: een dame, een toren, een loper of een paard, maar geen koning. Een pion aan de overkant mag geen pion blijven, hij moet iets anders worden. Meestal kies je een dame, want die is het meeste waard. Als je al een dame hebt, dan mag je er toch een tweede dame bij vragen, of zelfs een derde en vierde, enz. Dit geldt ook voor de anderen stukken: je mag er net zoveel bijhalen als je pionnen aan de overkant hebt. We bekijken een spel. De pionnen staan op hun beginplaatsen: |
|
We stoppen. Het spel is nog lang niet afgelopen. Het is alleen maar ingewikkelder geworden met al die gepromoveerde stukken. Die stukken mogen gewoon meedoen met het spel. Ik heb zeven vragen voor je. Klik op de 6e besturingsknop "|>" (let op, niet "|<") onder het schaakbord. Druk nu op de besturingsknop "|<" helemaal links onder het schaakbord (let op, niet "|>"). De pionnen staan weer op hun beginplaatsen. Pak nu een schaakbord. Zet de pionnen precies als op het bord. Hier is een leuk spelletje: je moet een pion zo snel mogelijk naar de overkant brengen. Wie er als eerste is, heeft gewonnen. Je moet natuurlijk oppassen dat jouw pionnen niet geslagen worden. En als je goed kijkt, kun je misschien pionnen van je tegenstander slaan. Je hebt natuurlijk iemand nodig om mee te spelen. Als je niemand hebt, vraag het dan eens aan vrienden of vriendinnen. Misschien kunnen ze nog niet schaken. Dan moet je het ze maar leren. Of vraag een oom of tante, een oom of opa die kan schaken. Of je ouders. Als ze geen tijd hebben, zeg dan maar dat het moet van mij. |
Jeugdschaakpagina Stap 1 | Stap 2 | Stap 3 | Stap 4 | Stap 5 | Stap 6 |