jeugdschaakpagina
de meer | AMS | winterkoninkje



REGLEMENT SCHOOLSCHAKEN

  1. De schaakcompetitie
    In een normale schaakles speelt iedereen een partij voor de competitie. Als de spelers klaar zijn met hun eerste partij, dan volgt een tweede partij. Deze tweede partij is een oefenpartij, die niet meetelt voor de competitie.
    Hoe werkt de puntentelling? Wie zijn partij wint, krijgt 1 punt voor de competitie. Bij gelijk spel (remise) krijgen beide spelers een ˝ punt. Verlies is 0 punten.
    Na elke competitieronde (dus na elke week) wordt het puntentotaal opgeteld en de ranglijst opgehangen in de school. Iedereen kan zien waar hij op de ranglijst staat. Hier is een voorbeeld van de stand na vier ronden. Een zekere Remy staat bovenaan met drie punten uit vier wedstrijden.
    
    Ronde   1   2   3   4
    Remy    1   1˝  2   3 
    Eva     0   1   1˝  2˝
    Nick    1   1   2   2˝
    Skip    0   1   1   2
    Elco    1   1   1   1˝
    Jonas   0   ˝   1˝  1˝
    Benno   -   ˝   ˝   1
    
    
    Aan het einde van elke schaakcursus zijn de nieuwe schoolkampioen, de groepswinnaars en de winnaars uit Stap 1, 2, 3, enz. bekend. In de volgende schaakcursus begint een nieuwe competitie met nieuwe kansen.

  2. De uitslag van de partij
    a) Een partij is pas afgelopen als de scheidsrechter de eindstelling heeft gezien en gecontroleerd. Ruim dus niet meteen de stukken op, maar haal de scheidsrechter erbij.
    b) Je hebt gewonnen als je je tegenstander schaakmat hebt gezet (en de scheidsrechter de matstelling heeft gecontroleerd).
    c) Het is remise (gelijk spel) als het pat is (en de scheidsrechter de patstelling heeft gecontroleerd). Het is ook remise als beide spelers onvoldoende stukken over hebben om mat te zetten (bijv. koning+loper tegen koning).
    d) Arbitreren. Als de speeltijd voorbij is en de partij is nog niet afgelopen, dan beslist de scheidsrechter wie er wint. Meestal (maar niet altijd!) wordt de beslissing bepaald door het volgende:
    - Je hebt gewonnen als je 3 of meer punten meer hebt dan je tegenstander en je verliest als je 3 of meer punten minder hebt dan je tegenstander.
    - In de andere gevallen is het remise.
    Maar de scheidsrechter kan een anders beslissen. Denk aan een stelling met een pion die bijna aan de overkant is en niet kan worden tegengehouden. Als het verder gelijk staat, wint de speler met de vrijpion. Of denk aan een speler met die 4 punten minder heeft dan zijn tegenstander. Deze speler kan mat geven of met een trucje een stuk winnen. Of denk aan een speler die veel achter staat, maar door zetherhaling remise kan maken (Stap 3). Er zijn ook stellingen waarin schaakmat niet meer mogelijk is. Ook al sta de je drie punten voor, de scheidsrechter zal beslissen dat het remise is. Soms, als de stelling onduidelijk en ingewikkeld is, laat de scheidsrechter nog enkele zetten doorspelen voordat hij een belissing neemt.
    Je mag rustig over elke zet nadenken maar je mag niet treuzelen. Als je met opzet de partij rekt (omdat je 3 of meer punten voor staat bijvoorbeeld), dan kan de scheidsrechter in je nadeel beslissen.

  3. Tegen wie speel ik?
    De scheidsrechter (arbiter) bepaalt tegen wie je speelt. En dit is pas bekend vlak voordat de partijen beginnen. Het heeft dus geen nut om te vragen tegen wie je volgende week moet spelen. Als je veel partijen wint, dan word je meestal ingedeeld tegen een sterke tegenstander. Klagen hierover helpt niet. Het kan best zijn dat je in een competitie twee, of zelfs drie keer tegen dezelfde speler moet spelen. Iedereen speelt zo veel mogelijk op zijn eigen niveau.

  4. Heb ik wit of zwart?
    Willen twee spelers allebei wit of allebei zwart, dan wordt er geloot om de kleur met twee pionnen van verschillende kleur.

  5. Stukken aanraken en loslaten
    Als je niet aan zet bent, mag je de stukken niet aanraken.
    Als je aan zet bent dan geldt:
    a) Heb je een stuk aangeraakt, dan moet je met dat stuk zetten. Maar als je jezelf schaak hebt gezet, dan moet je je zet terugnemen. Als het mogelijk is om het schaak op te heffen met het stuk waarmee je zojuist hebt gespeeld, dan moet je wel met dit stuk spelen, ook al verlies je daardoor een dame.
    b) Als je een stuk hebt losgelaten, dan mag je niets meer aan de stelling veranderen. Een uitzondering wordt gemaakt als je jezelf per ongeluk schaak hebt gezet.
    c) Als je een stuk van je tegenstander aanraakt, dan moet je dat stuk slaan. Een uitzondering wordt gemaakt als je door te slaan jezelf schaak zou zetten.

  6. In geval van problemen
    Het kan gebeuren dat twee spelers een probleeem hebben, een meningsverschil of zelfs ruzie, bijvoorbeeld omdat zij niet weten wie er aan zet is of als de stand op het bord niet klopt. Op dat moment moeten de spelers de scheidsrechter er meteen bij halen en mag niemand mag nog aan de stukken zitten. Je mag alleen protesteren op het moment dat er een probleem is. Als de spelers niet protesteren maar doorgaan met de partij, dan kunnen zij later niet meer protesteren.

  7. Sportiviteit en gedrag
    Iedere speler heeft recht op stilte. Wie onsportief, oneerlijk, luidruchtig of vervelend is, kan zijn partij verliezen of punten aftrek krijgen. Voorzeggen is verboden.

  8. Spelen met een schaakklok
    Je hebt verloren als je vlag gevallen is, ook al sta je totaal gewonnen en heb je veel meer punten. Je moet de klok indrukken met de hand waarmee je zojuist een zet hebt gedaan.

  9. De FIDE schaakregels
    Dit reglement is niet volledig. De officiële schaakregels staan op de website van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond (KNSB). Maar op school kunnen de regels afwijken van de officiële regels. Dat bepaalt de scheidsrechter.

  10. Wat als ...?
    In alle moeilijke gevallen die niet in dit reglement staan, beslist de scheidsrechter.

  11. Wie is eigenlijk de scheidsrechter?
    Dat ben ik.



jeugdschaakpagina
de meer | AMS | winterkoninkje