VASLAV NIJINSKI
want ik voel veel




12 mei 1999

menukaart
wittgenstein
van eeden



Nijinski




Tijdens de winter van 1918-1919 schreef de balletdanser Vaslav Nijinski (1890-1950) zijn gedachtenleven op in vier schriften.
Hij had als jongen in Diaghilevs Ballets Russes een stormachtige carrière doorgemaakt en Parijs had aan de voeten gelegen van een onaardse danser 'die zelfs de vogels jaloers maakte'. Enkele jaren later ontworstelde Nijinski zich aan Diaghilevs jaloerse controle over hem en hij besloot zijn eigen weg te gaan. Maar de grote successen bleven uit. In 1917 gaf hij zijn laatste voorstellingen. Zijn carrière was voorbij.
Om bij te komen van alle vermoeidheden trok hij met zijn vrouw Romola naar een Zwitserse villa bij Sankt Moritz. Tussen de Zwitserse bergen voelde hij zich eenzaam worden en hij begon te schrijven aan Dagboeken die hij spoedig dacht uit te geven.

Rudi van Dantzig schrijft in de inleiding bij de Nederlandse vertaling: "Nog één voorstelling zou hij geven, in de hal van het voorname Suvretta-hotel. Voor de geïnteresseerde gasten die een oogstrelend dansrecital verwachtten, beeldde Nijinski de verschrikkingen van de oorlog uit, een soldaat die vallend en struikelend over een verlaten slagveld trekt, die schreeuwt, huilt, vervloekt. Het publiek was perplex en Romola had het gevoel dat hij haar bewust in het openbaar belachelijk had gemaakt. Na dit incident verviel hij in dagenlang stilzwijgen om dan plotseling agressief te worden, hij schreeuwde tegen Kyra en sloeg zijn vrouw. Dorpsbewoners meldden Romola dat haar man, getooid met een kruis, door de straten liep en de mensen maande naar de kerk te gaan."

In Nijinski's aantekenschriften is het eten van vlees een regematig terugkerend onderwerp. Sommigen zullen niet aarzelen om zijn 'vegetarisme' volkomen krankzinnig te noemen (de psychiater Bleuler verklaarde Nijinski ongeneeslijk schizofreen), maar - en misschien is dat niet wezenlijk verschillend - volgens Van Dantzig doen de aantekeningen toch ook dadaïstisch aan. Hij vergelijkt ze met Walt Whitman en Hans Lodeizen. En: "Net als Mozart lijkt hij bij vlagen geobsedeerd door uitwerpselen: is het het conflict van de kost verdienen door middel van kunst? Het laagste versus het hoogste?"

Zo beginnen Nijinski's aantekeningen:

Ik heb goed geluncht, want ik heb twee zachtgekookte eieren gegeten en gebakken aardappels met bonen. Ik houd van bonen, alleen zijn ze droog. Ik houd niet van droge bonen, want er zit geen leven in. Zwitserland is ziek, want het ligt helemaal in de bergen. In Zwitserland zijn droge mensen, want er zit geen leven in. Ik heb een droog dienstmeisje, want ze voelt niet. Ze denkt veel, want ze hebben haar ergens anders, waar ze lang in dienst is geweest, uitgedroogd ... Het dienstmeisje heeft de lunch opgediend ... aan Kyra en de zuster van het Rode Kruis. Zij draagt kruisen, maar ze begrijpt de betekenis er niet van. Het kruis is datgene wat Christus gedragen heeft. Christus droeg een groot kruis, en de zuster draagt een klein kruisje aan een lintje ...

Alles en iedereen beoordeelt de auteur volgens het eigen feilloos gevoel. Hij schrijft snel, zijn spieren verkrampen, maar het is niet nodig dat hij zijn zinnen herziet:

Ik wilde mijn potlood omwisselen, want mijn potlood is klein en glijdt uit mijn vingers, maar ik merkte dat het andere nog slechter is, want de punt breekt af. God ried me hardop aan om met het kleine te schrijven, omdat ik dan geen tijd verlies. Nu wissel ik van potlood, want ik ben bang dat ik moe word van het schrijven, en ik wil veel schrijven. ... Ik weet dat de punten van potloden kunnen breken en daarom ga ik schrijven met een fountain pen. Een vulpen waar Tolstoj mee schreef ... Ik zal van gewoonte veranderen, want ik weet dat niets van wat ik schrijf gecorrigeerd hoeft te worden. Morgen ga ik met inkt schrijven, want ik voel dat God dat wil.

Nijinski begrijpt een kind beter dan de verpleegzuster. Zij zal het kleine meisje niet kunnen begrijpen en aanvoelen zoals hij, Nijinski, want de zuster eet vlees:

De zuster begrijpt niet waarvoor ze is aangesteld, want toen de kleine aan het eten was, wilde ze haar van het eten afhouden, omdat ze dacht dat de kleine meid het dessert wilde. Ik zei tegen haar dat ze een dessert krijgt als ze haar bord heeft leeggegeten. De kleine was niet beledigd, want ze weet dat ik van haar houd, maar de zuster vatte het anders op. Zij dacht dat ik haar verbeterde. Maar ze wordt niet beter, want zij houdt van vlees. Ik heb vaak gezegd dat vlees slecht is. Ze begrijpen me niet. Ze denken dat vlees iets noodzakelijks is. Ze willen veel vlees.

Nijinski vergelijkt zichzelf met Boeddha, Christus en God. Maar de mensen begrijpen hem niet. Hij begrijpt hen wel. Niemand voelt als hij, niemand begrijpt als hij, niemand kon, zoals hij gedaan had, de verschrikkingen van de oorlog met de bewegingen van zijn lichaam uitbeelden: "Ik begreep de oorlog".

Fränkl zal hem misschien begrijpen, denkt Nijinski, hij zal zijn boezemvriend zijn. Voor Fränkl schrijft hij een gedicht: "Ik ben liefde ik ben bloed. Ik ben Christus' bloed..." Over alle onderwerpen die associatief bij hem opkomen oordeelt hij. Tegen drank en dronkenschap, tegen hoererij, tegen het geven van cadeau's, tegen medicijnen ("Tolstoj hield niet van medicijnen"), tegen onnatuurlijkheid, tegen spiritistische seances ("schadelijk voor de gezondheid"), vóór de eenvoudige armen en de arbeiders ("ze voelen meer dan de rijken"), tegen het stierenvechten ("Spanjaarden zijn vreseljke mensen, want ze houden zich bezig met het vermoorden van een stier"). Over de hoeren van Parijs:

Kamers vond ik in kleine Parijse hotelletjes. Parijs is vol van zulke hotelletjes. De mensen van die hotelletjes zijn eenvoudig. Ik ken veel van die hotelletjes die bestaan van het verhuren van kamers voor een korte tijd, voor de vrije liefde. Ik gebruik de naam vrije liefde voor die liefde waarbij mensen eropuit zijn het mannelijk lid en de schoot van de vrouw te prikkelen. Ik houd niet van prikkelingen en daarom wil ik geen vlees eten. Vandaag heb ik vlees gegeten en ik voelde wellust voor een vrouw van de straat. Ik hield niet van die vrouw, maar de wellust maakte dat ik achter haar aan ging. Ik wilde de liefde met haar bedrijven, maar God weerhield me ervan. Ik ben bang voor wellust, want ik ken de betekenis ervan. Wellust is de dood van het leven. Een wellustig man is als een beest. Ik ben geen beest en daarom ging ik terug naar huis.

Een aantal filosofische thema's wekken zijn interesse. Herhaaldelijk spreekt hij over Darwin, Nietzsche en Tolstoj. Er zit consistentie en een zekere systematiek in wat hij zegt:

Dat de mens afstamt van de aap heeft niet Nietzsche gezegd maar Darwin. Ik vroeg het vanochtend aan mijn vrouw, want ik had medelijden met Nietzsche. Ik houd van Nietzsche. Hij zal mij niet begrijpen, want hij denkt ... De natuur van Darwin is bedacht. De natuur is het leven, en het leven is de natuur. Ik houd van de natuur. De natuur voelt mij. De natuur is God, ik ben de natuur. Ik houd niet van ene bedachte natuur. Mijn natuur islevend. Ik ben levend. Ik ken mensen die de natuur niet begrijpen ... Maar ik bestudeer de natuur vanuit mijn gevoel. Mijn gevoelens zijn groot en daarom weet ik zonder studie wat de natuur is. ... Ik denk dat de aap afstamt van de boom, en de mens van God. God is geen aap. De mens is God. ... Ik weet dat waar het de organische stoffen aangaat de mens op de aap lijkt, maar waar het de geesteljke aangaat, lijkt hij er niet op ... Nietzsche was niet goed bij zijn hoofd, want hij dacht ... Ik heb een sterk hoofd, en in mijn hoofd is het ook sterk. In het ballet Sheherazade, waar ik een gewond dier moest uitbeelden, sta ik op mijn hoofd. Ik beeldde dat dier goed uti en daarom begreep het publiek mij ... Ik ben een mens die van God afstamt, en niet van de aap. ... Ik ben een mens, en geen God. Ik ben eenvoudig. Ik hoef niet te denken. Ik moet voelen en via het gevoel begrijpen. Geleerden overdenken veel dingen en breken zich het hoofd ... Ze zijn dom. Ze zijn beesten. Ze zijn vlees. Ze zijn de dood. ... God begrijpt God. De mens is God en begrjpt God daarom. Ik ben God. Ik ben een mens. Ik ben goed, eng een beest. Ik ben een dier met verstand. Ik heb blees. Ik ben vlees. Ik stam niet af van het vlees. Het vlees stamt af van God. Ik ben God. Ik ben God. Ik ben God.

Soms geeft God hem opdracht vlees te eten, al begrijpt hij het niet:

Ik eet geen vlees, maar vandaag wilde god dat ik het wel at. Ik weet niet waarom, maar zij vond het noodzakelijk. Ik heb zijn bevelen opgevolgd en ik heb vlees gegeten. Het viel me zwaar, en daarom at ik snel en slikte ik grote stukken door. Ik wist niet goed wat zijn gebod betekende, maar ik heb zijn bevelen opgevolgd. Hij wilde het zo, want ik voelde het.

Zijn vrouw eet vlees. Het is slecht:

Ik kan mijn vrouw niet dwingen groente te eten in plaats van vlees. Zij eet vlees, want ze houdt van vlees ... Ze is gevoelig voor drank, vlees, enzovoort, enzovoort. Ze voelt mij niet aan als ik aan tafel met haar praat. Ze is gevoelig voor vlees, enzovoort, enzovoort. Ik zeg tegen mijn vrouw: Het is niet goed om vlees te eten bij iedere aanleiding. Mijn vrouw begrijpt mij, maar ze wil niet alleen groente eten, omdat ze denkt dat het verzinsels van mij zijn. Ik wilde het beste voor haar en vroeg haar 's avonds geen worst te eten, want ik ken haar manier van doen. Ze zegt tegen me dat wat joor jou goed is, niet goed is voor mij. Ze heeft me niet begrepen toen ik zei dat ieder moet doen wat hij voelt. ... Ik houd heel veel van haar en daarom vraag ik vergeving, als God dat wil. God wil niet dat ik vergeving vraag, want hij wil niet dat mijn vrouw vlees eet. Ze eet snel, want ze voelt dat het niet goed is. ... Ik heb haar vaak gezegd dat als we geen vlees eten, we heel wat besparen ... Ik heb haar gezegd dat als ze niet van ale dingen houdt die ik doe, we kunnen scheiden. ... Ik zei dat ik zo niet kon leven, want mijn geduld is groot. Ik werd op bevel van God nerveus en sloeg met mijn vuist op de noot. Mijn vrouw schrok en werd nerveus. Toen ik de nervositeit van mijn vrouw zag, ging ik weg om te schrijven.

Nijinski is niet krankzinnig, al begrijpt hij de mensen die dat zullen zeggen:

De mensen zullen waarschijnlijk zeggen dat Nijinski doet alsof hij krankzinnig is om vreselijke daden te kunnen begaan. Ik moet zeggen dat vreselijke daden iets vreselijks zijn, en daarom houd ik daar niet van en wil ik me er niet mee onledig houden. Ik heb me er vroeger mee onledig gehouden, want toen begreep ik God niet. Ik voelde hem, maar begreep hem niet. Zoals vandaag alle mensen doen. Alle mensen hebben gevoel, maar ze begrijpen hun gevoel niet. Ik wil dit boek schrijven, want ik wil uitleggen wat gevoel is. Ik weet dat veel mensen zullen zeggen dat dit mijn opvatting van gevoel is, maar dat is niet waar, want die opvatting komt voort uit een gebod Gods. Ik ben een mens, net als Christus, die Gods geboden opvolgt. Ik ben bang voor het volk, want ik denkt dat zij beestachtige bedoelingen hebben en ze zullen weinig van mij begrjpen en mij dan lynchen. Lynchen is een beestachtige daad. Lynch is een beest. Lynch is niet God. Ik ben God. God is in mij. Ik heb fouten begaan, maar ik heb ze door mijn leven goedgemaakt. Ik heb meer dan wie ook ter wereld geleden.

Waaraan lijdt Nijinski meer dan wie ook? Aan een overdosis begrip en gevoel. De anderen zwoegen en ploeteren om een beetje kennis en begrip te vergaren waarmee Nijinski zo ruimschoots is bedeeld; zij moeten de woorden van een taal leren om elkaar te verstaan. Hij hoeft dat niet: "De Hongaarse taal is eenvoudig en daarom heel gemakkelijk te begrijpen ... Ik begrijp in alle talen wat gezegd wordt. Ik ken weinig woorden, maar mijn gehoor is goed ontwikkeld. Ik houd ervan mijn gehoor te ontwikkelen, want ik moet alles begrijpen wat gezegd wordt."

Nijinski laat ons weten hoe het zit met de luizen, de joden, Darwin, Christus, Boeddha en het doden van dieren:

Ik houd van vuile joden, die luizen op hun lijf hebben. Ik weet dat als ze naar me zullen luisteren, ze zullen toegeven dat ik gelijk heb. Ze zullen me aanhoren en me begrijpen. Luizen zijn geen nuttige dieren en daarom mag je luizen doodmaken. Ik ben een jood van afkomst, want ik ben Christus. Christus is een jood. Ik ben Christus. De joden hebben Christus niet begrepen. Een jood is niet Christus, want hij is een jood. Een jood is Boeddha. Boeddha's zijn domme mensen, want ze houden van luizen. Ik maak luizen dood. Ik maak dieren dood. Ik ben een roofdier dat alles doodmaakt dat schadelijk is voor het bestaan. Ik noem het geen moord als ik luizen geen voedsel geef. Luizen zijn daar waar vuil is. Vuil is iets noodzakelijks, maar niet op het lichaam. Het lichaam moet schoon zijn, want een epidemie doodt de mens. De mens is een nuttiger wezen dan luizen. Een luis is een dom ding, een mens is een intelligent wezen. De boeddhisten begrepen God niet, want ze zeiden dat het verboden is een schepsel te doden ... Darwin was een aap, maar hij had geen luizen. Ik houd van Darwin omdat hij schoon was. Hij schreef netjes. Ik houd ervan netjes te schrijven, maar ik heb een slechte vulpen ...

Het schijnt dat Nijinski zijn 'vegetarisme' ontleende aan Tolstoj (waarover later meer). Nijinski zegt er dit over:

Ik loei wel, maar ik ben geen stier. Ik loei, en een gedode stier loeit niet. Ik ben God en Stier. Ik ben Apis. Ik ben een Egyptenaar. Ik ben een hindoe. Ik ben een Indiaan. Ik ben een neger, ik ben een Chinees, ik ben een Japanner. Ik ben een vreemdeling en ene buitenlander. IK ben een zeevogel. Ik ben een aardvogel. Ik ben de boom van Tolstoj. Ik ben de wortels van Tolstoj. Tolstoj is van mij. Ik ben hem ...

Genoeg nu! Misschien brengt een stille bewonderaarster zo nu en dan bloemen naar zijn graf en fluistert dan zacht dat Nijinski moge rusten in vrede.


Het bovenstaande werd ontleend aan Nijinski, Dagboeken, 1996.



menukaart
wittgenstein
van eeden