J.J. VOSKUIL
rampjaar 1997
estafette: koos van zomeren, estafette, mensje van keulen, charlotte mutsaers, jos brink, youp van 't hek, robert long
vernietigingscapaciteit, bse
h. brandt corstius




5 juni 1998

menukaart
nitsch
d'adamo




Varkenspest

Er leven in Nederland meer varkens dan mensen. De varkens zijn met miljoenen dicht op elkaar gepakt in kleine hokken, onzichtbaar voor de gemiddelde Nederlander en ook voor de politici en ambtenaren die het agrarisch-economisch beleid bepalen en uitvoeren. Overdag lezen zij rapporten. 's Avonds, wanneer zij van hun werk thuiskomen, kijken ze naar het journaal.

Maar februari 1997 werd heel Nederland opgeschrikt door gruwelijke tv-beelden van grijpers die de kadavers afvoerden van vernietigde varkenspestvarkens. De varkenspest was uitgebroken en in een jaar tijd zouden er 12,5 miljoen varkens en biggen 'uit de markt worden genomen' (Boonen). Waren al deze miljoenen varkens besmet? Nee. "Het aantal dieren dat direct door de pest is getroffen is maar een relatief klein deel van het totaal aantal varkens en biggen die opgeruimd zijn en zullen worden. 600.000 varkens van besmette bedrijven zijn gedood. Daarbij zijn er 374.000 varkens van omliggende veehouderijen preventief geruimd. Verreweg de meeste dieren die gedood zijn of zullen worden, zijn het gevolg van de structuur van de varkenshouderij. Doordat er in de pestgebieden geen doorvoer van varkens kon plaatsvinden, en de dieren zodanig gefokt zijn dat ze binnen vier maanden 105 kg wegen, raakte de sector letterlijk verstopt. 3,6 miljoen dieren werden wegens ruimtegebrek 'afgevoerd'. Naast de generatie biggen die geboren zou worden na het uitbreken van de pest, is er willens en wetens een tweede generatie biggen gefokt ten tijde van de pest en het vervoersverbod. Deze 1.202.000 biggen van 3 tot 17 dagen oud zijn of zullen worden doodgespoten. Bovendien kreeg Nederland van de EU de (financiële) steun toegezegd om 2,2 miljoen varkens extra op te kopen. Het dodental zal dan oplopen tot acht miljoen dieren -ruim de helft van de varkensstapel-, waarvan een achtste deel werkelijk ziek is" (Leeraert zjb).

Een grote economische strop. "De produktiewaarde van de varkenssector bleef steken op ruim 10 miljard gulden, 2 miljard gulden minder dan in 1996", aldus ir. R.J. Tazelaar, voorzitter van de Productschappen Pluimvee en Eieren en Vee en Vlees tijdens zijn nieuwjaarsrede. Als men zijn verbeelding de kost geeft wordt het Nederlandse varken zichtbaar achter de getallen van ir. R.J. Tazelaars volgende rekensom. Hieruit blijkt de enorme economische stuwkracht van de varkensindustrie:

De bruto eigen productie, waarmee de binnenlandse slachtingen plus de uitvoer van levende dieren en minus de invoer van levende varkens wordt bedoeld, daalde vorig jaar met 34 procent tot 16,3 miljoen stuks. Het aantal reguliere slachtingen liep met 15 procent terug naar 15,7 miljoen. Ook de export daalde. Die van levende varkens en biggen lagnagenoeg het hele jaar stil. Door het lagere aanbod nam de export van varkensvlees af met 18 procent. Alleen de export van bacon is opvallend genoeg nauwelijks getroffen. Er werden verhoudingsgewijs meer varkens tot bacon verwerkt en bovendien werd meer varkensvlees geïmporteerd om hier tot bacon te worden verwerkt. Al met al bleef de daling van de baconexport daardoor beperkt tot vijf procent. De uitvoer van meer bewerkte varkensvleesproducten nam ondanks de varkenspest gestaag toe. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de afname van het aantal karkassen dat wordt geëxporteerd, dat vorig jaar nog slechts 14 procent uitmaakte van het exportpakket. Slechts één op de zeven geslachte varkens passeert in die vorm de grens, de andere zes worden bij Nederlandse bedrijven verder be- en verwerkt. De hoeveelheid volledig uitgebeend vlees die vorig jaar werd geëxporteerd vormde 28 procent van het totale uitvoerpakket, in 1995 was dat nog 19 procent. 'De ontwikkeling naar meer toegevoegde waarde gaat dus duidelijk de goede kant op,' aldus Tazelaar. Voor varkenshouders in de pestgebieden was 1997 een rampjaar, maar elders in het land boekten hun collega's goede resultaten. Vleesvarkenshouders in andere delen van Nederland kregen zelfs recordprijzen. De zogeheten arbeidsopbrengst per vleesvarken verdubbelde ruim ten opzchte van 1996. Hoewel de varkenspest ver op haar retour is zijn de problemen voor de sector niet verdwenen. De sterke terugval van de Nederlandse productie heeft elders in Europa tot forse uitbreidingen geleid om in de vraag te kunnen voorzien. Als de Nederlandse productie weer naar het oude niveau zou gaan iser een groot aanbod te verwachten, hetgeen tot lage prijzen op de Europese markt zal leiden. Tazelaar wees er op dat meer dan 3.000 mensen inmiddels door de varkenspest hun baan hebben verloren. De zwaarste klappen vielen op de varkensbedrijven zelf. Daar verloren 2.500 mensen hun baan. Volgens een onderzoek dat de productschappen hebben laten uitvoeren door het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf mag worden aangenomen dat in deze sector nog eens 4.700 banen zullen verdwijnen. Op een totaal van 60.000 banen in de sector zal als gevolg van de varkenspest zo'n 13 procent van het aantal arbeidsplaatsen verloren gaan (NRC 14 jan 1998).

Een economische strop dus. Maar ook het menselijk leed was niet te overzien. Uit het dagboek van een familie waarvan het bedrijf besmet raakte: "We zijn gewoonweg kapot, verslagen. Je weet niet meer wat je moet doen. Het kan niet waar zijn. De buurt zal geruimd moeten worden ... Als dan de cirkel wordt getrokken, komen er weer tranen boven ... De buurt moet gebeld worden. Een enorme opgave, maar we doen het zelf. Je krijgt een enorm schuldgevoel ... Dan komt het apparaat de plaats oprijden, de executiewagen. De koude rillingen lopen over je lijf bij het zien ervan. De kraan komt eraan, de wagens van Son ... De traceringsdienst moet alles weten ... Overal lopen mensen in witte pakken zomaar door ons bedrijf. Ze zitten aan onze varkens. Tegen 13.00 uur begint de executiewagen te draaien. We gaan naar binnen voor de eerste varkens erin gaan. De gordijnen dicht, want anders zien we het nog. Als ze het apparaat starten, krijg je toch het vreemde gevoel: nu gaat het gebeuren. Je hoort de varkens schreeuwen ... Na ongeveer anderhalf uur ben je een beetje gewend aan het geluid en gaan we weer naar buiten. De zeugen zijn allemaal weg. Dat doet toch het meeste pijn. Het is een heel levenswerk wat in een mum van tijd weg is. Je praat wat met de mensen die er allemaal zijn. Er zijn er zelfs bij die zelf een bedrijf hadden en zijn geruimd. Die mensen weten ook precies wat er door ons heen gaat. Langzaam maar zeker raak je 'gewend' aan het beeld. Zo verstrijken de uren en de stallen worden almaar leger. Je loopt de zeugenstal op, helemaal leeg. De tranen komen weer boven ... Als alles dan eindelijk weg is, rest er een leeg bedrijf met links en rechts nog materiaal verspreid over het erf ... Vandaag de laatste varkens weg in de familie ... De lust ontbreekt om weer ergens aan te beginnen. We krijgen een barbecue aangeboden van een broer van Albert die geruimd is ... Zo'n avond doet goed. Met elkaar over de hele pest praten. Hoe iedereen het ervaren heeft. We hebben elkaar ook regelmatig gebeld. Je voelt grote betrokkenheid. Samen komen we er wel doorheen. We staan er zeker niet alleen voor!" (Uit Boonen et al, Varkenspest: slachtoffers van een sluiopmoordenaar, 1998).




J.J. VOSKUIL



J.J. Voskuil
foto Chris van Houts





      En aangezien je bezig bent met een krachtig werkje want het is toch een flinke tocht heb je het idee dat je de hele wereld aan kunt. Je hebt de tijd. Je bent vrij en op die momenten durf je dergelijke nogal ingrijpende beslissingen te nemen. Ik kwam thuis, ik zei tegen haar: ik ga iets aan de varkens doen - J.J. Voskuil tijdens een fietstocht

      Het was een benauwende gedachte dat er zelfs voor de overgang tot het vegetarisme sociale moed gevraagd werd - Maarten Koning


September 1997 riep de schrijver J.J. Voskuil (1926) in een pagina op internet op om een einde te maken aan de intensieve varkenshouderij:

Het is mijn plan om zo mogelijk nog vóór het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer, of anders vóór de behandeling van de begroting van Landbouw, een grote advertentie in Het Parool, Trouw en De Volkskrant te plaatsen, waarin er bij de Regering op wordt aangedrongen een eind te maken aan de ellendige omstandigheden waaronder varkens in ons land worden vetgemest, door:

1. iedere vorm van bio-industrie te verbieden,
2. voor een eventuele schadeloosstelling zo nodig eenmalig een extra belasting te heffen,
3. een eind te maken aan de import van uit bio-industrie verkregen vlees.





'zwijntje'-logo op de website van Voskuil



Er volgden twee pagina's grote advertenties in De Volkskrant, Trouw, Parool en NRC, ondertekend door 7200 steunbetuigers. Voskuil liep al twintig jaar rond met plannen voor 'een kruistocht tegen het dierenleed'. In de jaren dat hij werkzaam was als wetenschappelijk ambtenaar aan het P.J. Meertens-Instituut voor 'geografische, sociale en historische verscheidenheid van de Nederlandse taal en cultuur' onderzocht hij de agrarische geschiedenis en hij kwam bij boerenbedrijven waar hij de biggen boven op elkaar zag liggen. Voskuil is de auteur van een duizenden bladzijden dikke romancyclus Het Bureau. Het 'Bureau' werd gemodelleerd naar het instituut waar Voskuil werkzaam was en beschrijft de belevenissen van Voskuils alter-ego Maarten Koning. Er komen in de romancyclus passages voor waarin het leven van dieren wordt gered. Maarten Koning bevrijdt hommels die door het open raam het Bureau binnenvliegen en verzorgt uit hun nest gevallen jonge vogels. Met afschuw ziet hij de dieren langs de kant van de weg die door automobilisten werden doodgereden.

In 1998 werd de schrijver bekroond met de Libris Literatuurprijs waaraan een bedrag van honderdduizend gulden is verbonden. Een gedeelte van dit bedrag zal hij gebruiken om er de advertentiekosten van zijn varkensactie mee te betalen.

Anders dan schrijvers als W.F. Hermans, Multatuli of Bernard Shaw, die zich vastbijten in hun onderwerpen, bleek Voskuils publieke bekommernis om de bio-industrie van voorbijgaande aard. Zo impulsief als hij aan zijn eenmansactie begon, zo gemakkelijk gaf hij de biovarkens een paar maanden later weer uit handen: "Ik zal blij zijn als het achter de rug is, maar het zou prachtig zijn als een ander het overneemt, als een klop op de deur. Ik wil geen instituut worden. Dan zeggen ze 'daar heb je Voskuil weer', dan werkt het niet meer. Iedereen wil toch het liefst in anonimiteit voortleven" (Milieudefensie okt 1997). Misschien speelt op de achtergrond van zijn beslissing wel mee dat de auteur eigenlijk liever literatuur schrijft. Jammer, Voskuil is geen vegetariër. Ook zijn romanheld Maarten Koning is het niet. Maarten heeft last van zijn maag:

'En waarom ga je er dan niet eens mee naar de iriscopist?'
Maarten lachte. 'Dat is niks voor mij.'
'Omdat je het onzin vindt. Dat zei je ook tegen Ad. Maar dat is toch alleen maar vooroordeel? Die man die wij kennen die is heus heel goed. Die heeft Ad ook een paar keer heel goed geholpen.'
'Dat kan wel zijn, maar voor mij is dat niks.'
Nou, je moet het zelf weten hoor, maar ik vind het maar stom.'
Hij lachte. 'Als je dood moet, ga je dood.'
'Ja, als je zo praat zeker!'
'Tjé, gebakjes!' zei Nicolien verrast.
Ad zette een schaal met vier gebakjes op de lage tafel, kersengebakjes met slagroom.
'En homeopathie is zeker ook onzin,' zei Heidi tegen Maarten.
'Dat weet ik niet,' weerde Maarten af.
'En vegetarisme... allemaal onzin!'
'Nee, dat vind ik geen onzin.'
'Maar je eet wel lekker je stukje vlees!'
'Ja,' gaf Maarten toe.
'Maar we vinden het wel een probleem,' zei Nicolien.
'Ja zeg, zo kan ik het ook!' - Het Bureau 3: Plankton


Maarten is geen vegetariër. Maar het scheelt weinig. Hij lijkt van het vegetarisme slechts een beslissing verwijderd. Hij zou wensen dat iedereen op aarde sober leeft en gelijk opdeelt, ook de dieren. Maarten is ongelukkig en ontevreden met zichzelf, de maatschappij en de uitzichtloosheid van alles. Soms zou hij wensen dat de beschaving in elkaar mieterde en we elke dag weer paardeblad moesten eten. Wanneer hij op een dag een jonge mus vindt op de weg, brengt hij die naar zijn vrouw Nicolien. Samen zullen ze de mus in leven proberen te houden en regelmatig voeden. Twee uur later is de mus dood. "De oogjes waren nog open en glinsterden, alsof het nog een beetje leefde. Een triest vogeltje. Een trieste schepping. Het enige wat hem er op dat ogenblik mee kon verzoenen was de zekerheid dat hij zelf ook dood zou gaan, al was dat geen leuke gedachte." Het werk op het Bureau maakt Maarten cynisch en prikkelbaar. Hij zit vol argwaan. Menselijk contact benauwt hem. Talent om de zonzijde te zien is hem niet gegeven. Zelfs tijdens een zomerse fietstocht langs de Amstel, wanneer hij zijn zorgen even lijkt te zijn vergeten, probeert hij zich nog te herinneren wat er ook weer voor onaangenaams was voorgevallen op het Bureau. Dan valt zijn oog op een kalf:

Het was zonnig. Langs en op de Amstel was het druk: auto's, motorboten, hengelaars, een doodenkele fietser. Op een gazon voor een boerderij stond een klein kalf, een dik touw om zijn nek, vastgebonden aan een pin in de grond, een te klein kalf, met een te grote kop en een te dik touw. Hij keek ernaar onder het langsrijden en voelde zich treurig worden. Hij vermoedde dat het kalf op de slager stond te wachten en hij verweet zichzelf geen vegetariër te zijn. Moest hij Nicolien voorstellen om over te gaan op het vegetarisme? En wat moest de slager daarvan denken als ze zonder naar binnen te gaan langs zijn winkel liepen? Moesten ze hem dan niet officieel gaan meedelen dat ze vegetariër waren geworden? Het was een benauwende gedachte dat er zelfs voor de overgang tot het vegetarisme sociale moed gevraagd werd. - Het Bureau 4: Het A.P. Beerta-Instituut



KOOS VAN ZOMEREN



Koos van Zomeren
foto Harry Cock





      Laat ze, daar in Den Haag, niet denken dat ze zo onderhand wel van ons af zijn. Wij willen een overheid die optreedt om de belangen van weerloze dieren veilig te stellen ... Ik heb me tot 20 november gecommitteerd - Koos van Zomeren


Gelukkig voor Voskuil nam Koos van Zomeren in oktober 1997 de varkensactie over. Van Zomeren riep de Stichting Varkens in Nood in het leven en bedacht een plan om te adverteren op de NS-stations met grote posters met de tekst:

Aan de minister en de kamercommissie voor landbouw, Nu miljoenen varkens als afval zijn afgevoerd en de schade in de miljarden guldens loopt, nu het morele, ecologische en zakelijke failliet van de intensieve varkenshouderij zo pijnlijk is aangetoond; nu is het moment om andere wegen in te slaan.
Wij, ondertekenaars van deze oproep, hebben schoon genoeg van de bio- industrie; wij vinden dat het welzijn van dieren geen sluitpost maar uitgangspunt moet zijn; wij willen een overheid die optreedt om de belangen van weerloze dieren veilig te stellen; en wij begrijpen best dat dat geld kost. Nu is het moment.


De posters waren vanaf dinsdag 18 november op 225 stations te zien, twee dagen voordat landbouwminister Van Aartsen met de Tweede Kamer zou overleggen over de varkenshouderij. 8300 Nederlanders ondertekenden de actie. Op 20 november overhandigde Van Zomeren in gezelschap van dichteres Mensje van Keulen de 'Varkens in Nood'-poster aan de voorzitter van de Kamercommissie van Landbouw. Mensje van Keulen droeg een gedichtje voor. Tegen de voorzitter zei Van Zomeren: "Wij staan hier nu vriendelijk glimlachend tegenover elkaar, maar vergis u niet. Er zit veel emotie in deze actie; woede, verontwaardiging, schaamte en ongeduld." Hij wees op de boeren "die tegen de stroom in hun bedrijf op diervriendelijke manier in stand hebben gehouden" (Nieuwsbank 21 november 1997).

De acties van Voskuil en Van Zomeren waren een succes. En een reactie van de agrarische sector kon niet uitblijven. Een groepje leerlingen van de Middelbare Agrarische School te Roermond plaatste op 3 december posters op de NS-stations met de onnozele tekst: Varkensvlees ... lekker, he!!! Ook deze tegenactie, gesponsord werd door het bedrijfsleven (Agro Kennis Netwerk), werd een succes. 'Een geweldig succes!' zelfs (AOC-Limburg). Een feit is dat alle media tot en met Ontbijt-TV er aandacht aan schonken. Van Zomeren liet weten dat "dit inderdaad veel te denken geeft".

In een interview met Xandra Schutte brengt Van Zomeren de toestand in de veehouderij terug tot huiskamerlijke proporties:

In Nederland worden 140 miljoen dieren gehouden in de veehouderij. (Jaarlijkse 'productie' 400 miljoen dieren - JV) Voornamelijk kippen. Laten we zeggen dat er in Nederland ongeveer vijf miljoen huishoudens zijn. Dan zouden er hier in de achtertuin en bij jou op het balkon ongeveer dertig dieren moeten leven. Voornamelijk kippen, maar ook een halve koe en misschien wel twee varkens ... Als je die dieren op je balkon of in je tuin zou houden, zou de gemiddelde Nederlander er niet over peinzen, hoop ik, om ze zo te behandelen als ze in de bio-industrie worden behandeld. Dat is ook de crux van het verhaal: die beesten zijn onzichtbaar geworden.

De meeste Nederlandse schrijvers behandelen plant en dier nogal stiefmoederlijk. Zo niet Koos van Zomeren. Hier is een voorbeeld. Hongerige vogels in een winterlandschap:

Een bruine prop in een wit landschap: de buizerd lijkt uit hetzelfde hout gesneden als het paaltje waarop hij zit. Onaandoenlijk kijkt hij uit over het besneeuwde weiland. Waarschijnlijk lijdt hij honger, misschien bevindt hij zich op minder dan een uur van zijn dood, maar hij laat het zich niet aanzien. De eenvelvigheid van de buizerd verdraagt geen medelijden.
Schaamteloos zielig daarentegen is de blauwe reiger, die met opgetrokken schouders aan een bevroren sloot staat. Ondahndig, zo'n groot, hongerig lijf in de winter. De snavel steekt doelloos naar voren, de ogen knipperen angstig. De hele vogel vormt een huilerige roep om dooi ...
Maar niets is zo beklemmend als de klacht van ganzen die zijn bedrogen door hun trekdrift. Je bent midden in de polder als een bries opsteekt en de lucht dichttrekt. De eerste sneeuwvlokken hechten zich aan je wimpers en weldra is van enig zicht geen sprake meer ... En dan opeens weerklinkt het bange gegak van overvliegende ganzen. Ze kunnen niet verder en ze kunnen niet neerstrijken - wat moeten die dieren? (Uit: Een vederlichte wanhoop, Amsterdam 1987)


Van Zomeren is misschien wel de 'grootste dierenvriend van de Nederlandse literatuur', zegt Xandra Schutte. Wat volgt is overgenomen uit haar interview met de schrijver. Het interview laat een bijzondere vorm van inleving en identificatie met dieren zien. Koos van Zomeren wil de dieren als zodanig betrappen, hij wil ze zien in hun dier-zijn. De dieren zijn spiegel voor een onderzoek naar levensvragen, maar hij realiseert zich grappigerwijs dat de dieren zelf die vragen helemaal niet stellen:

Ik heb contact als er iets ontstaat waarover ik kan nadenken en schrijven. Voor de andere kant van die relatie zal iets anders gelden, maar voor mij gaat het daarom.

De overpeinzingen resulteren niet in kennis, eerder in het omgekeerde daarvan. Het resultaat is verbazing, 'een complex van raadselachtigheid'. Zo verbaast Van Zomeren zich over 'de ontroerende aandacht die koeien kunnen opbrengen voor mensen'. Hij draait ook de richting van zijn vraag aan de beesten om: wat zien ze eigenlijk in ons? Deze vorm van 'fenomenologie' kan men niet verwarren met infantiele sentimentaliteit of projectie van menselijke eigenschappen op dieren, een verwijt dat men dikwijls hoorde uit de 'wetenschappelijke' hoek als het gaat om zulke elementaire levensvragen of ook dieren gevoelens kennen en bijvoorbeeld net als mensen gelukkig of ongelukkig kunnen zijn. Van Zomeren is zich maar al te zeer bewust van de onmogelijkheid van een werkelijke identificatie en hij stuit bij zijn 'onderzoek' dan ook voortdurend op de grenzen van onze kennis en taal:

Het meest fascinerende is dat je als je goed naar dieren kijkt, gedwongen bent na te denken over je taalbegrip ... Door wat hij (Frans de Waal) onder mensen en wat hij onder apen signaleert, voelt hij zich niet zozeer gedwongen om het gedrag van mensen of chimpansees verder te doorgronden. Nee, hij voelt zich gedwongen om ons begrip van goed en kwaad voortdurend nader te definiëren. En ons begrip van wat een geweten eigenlijk is ... Bij mij gaat het om definities als dood, levenslust, dingen goed doen, in de zin dat ze succes opleveren, of dingen fout doen, in de zin dat ze geen succes opleveren.

Identificatie met dieren mag dan onmogelijk zijn, toch vraagt Van Zomeren vraagt zich af wat de tranen betekenen in de ogen van een huilend gorillameisje:

Kun je het huilen noemen? Maar wat wij doen, kun je dát huilen noemen? Ik ben natuurlijk heel erg geïnteresseerd in de emotionele toestand van die aap, maar ik ben nog meer geïnteresseerd over wat het ons zegt over wat huilen eigenlijk is. Dat is wat het voor mij zo spannend en zo literair maakt. Want literatuur gaat volgens mij over de aard van het leven. Leven is toch alles wat leeft. Ik kan aan spinnen en wespen ook veel minder onderscheiden dan aan mensen, maar naarmate het meer hond, meer vogel, meer koe wordt, kan ik wel veel zien. En zelfs in een zuiverder vorm dan bij mensen, omdat bij ons alles bedolven raakt onder meningen en godsdiensten. Bij dieren is het puur. Niet in de ethische zin van puur, maar je ziet de levenslust puur, de dood puur. De fouten die dieren maken kunnen ook zo tragisch zijn. Ze doen de dingen precies zoals je ze hoort te doen, alleen gaan ze er dood aan omdat er opeens een auto voorbijkomt.

Het-willen-van-de-koe, koe-zijn, de-koe-als-zodanig? Het lijken wel Heideggers humanistische existentialiën overgebracht op het koeienbestaan. Eén ding kan men over de-koe-als-zodanig zeker zeggen: zij valt niet samen met de koe-als-product of het 'dagelijks stukje vlees': medewerkend, lijdend of voorzetselvoorwerp in de zinnen uit Persinfo van het Produktschap voor Vlees en Eieren: "De berichtgeving in de media heeft geen aantoonbare invloed uitgeoefend op het imago van het product varkensvlees. Consumenten gaven in 1997 hetzelfde rapportcijfer als in 1995. Uit kwalitatief onderzoek is gebleken dat de meeste van hen geen koppeling leggen tussen de productiewijze van de dieren en het uiteindelijke stukje vlees". Men moet de koe van Van Zomeren verder vooral melancholisch moet opvatten. Het aardige is dat zelfs de humor bij Van Zomeren het resultaat is van een verbaasd kijken naar beesten, naar de mezen in zijn tuin bijvoorbeeld:

Ik heb al heel lang geen woede meer, maar melancholie. Je ziet natuurlijk een hele hoop vergeefsheid, maar je ziet tegelijk dat de vergeefsheid van een heleboel dingen absoluut geen argument is om er niet aan te beginnen. Ik geneer me wel eens als ik wat depressief ben tegenover de eenvoudigste mezen in mijn tuin.

Maar wanneer de bio-industrie ter sprake komt is er voor milde ironie en melancholie geen ruimte meer:

Je vraagt je af hoe mensen zo gevoelloos en instrumenteel met dierenleven kunnen omgaan. De varkenspest was maar een uitwas, een incident. Iedereen heeft de beelden van biggen in grijpers voor ogen, maar als ze goed dood waren, hebben ze niet geleden. Een beest dat dood is, lijdt niet. Het lijden zat ervóór, in hun leven. Voor dat leven maakte de varkenspest geen verschil. Van hun leven hebben veel mensen nooit kennis willen nemen. Ik vraag me af hoe lang die eilandjes van wreedheid in de maatschappij kunnen bestaan zonder dat het gevolgen heeft voor het morele klimaat erbuiten. Het zijn eilandjes waarin leven zo weinig betekent - of zo véél, als je het in geld uitdrukt -, waarin leven zo instrumenteel wordt benaderd dat er een soort ethische gezwellen in onze maatschappij ontstaan. Je kunt je bijna niet voorstellen dat mensen wreed omgaan met dieren en niet met elkaar. Net zo goed als ik me niet kan voorstellen dat ik belangstelling zou hebben voor dieren en niet voor mijn medemensen.

Vroeger waren mensen misschien persoonlijk veel wreder dan nu, maar ze hadden ook minder besef van wat wreed was. Ze waren niet alleen hard voor varkens, maar ook hard voor de buren en hard voor zichzelf. Het is daarmee begrijpelijker. Het past in een ander ethisch klimaat. Nu doet het er voor varkens eigenlijk heel weinig toe of een boer waar ze toevallig staan een wrede of een zachtmoedige man is, want het systeem is wreed. Op oude schilderijen zie je koeien die heel mager zijn. Je denkt dan: die koeien hadden het niet makkelijk. Maar ze waren wél koe. Ze hadden de gelegenheid om koe te zijn. Het zijn bijna van die Viva-achtige termen. Wees jezelf. Er was gewoon ruimte voor koeien om zichzelf te zijn. Om in de schaduw te gaan staan als ze schaduw wilden of in de zon als ze in de zon wilden of om naar buiten te gaan als ze naar buiten wilden. Ze konden nog keuzen maken in overeenstemming met hun koe-zijn. Of met hun varken-zijn. Al die keuzen zijn hen in het huidige systeem ontnomen.


Tot zover de dier-mens-hermeneutiek van Koos van Zomeren. Tot zover ook de lof voor zijn werk en inzet bij de varkensacties.

Uit het onderstaand interviewfragment blijkt dat de 'grootste dierenvriend van de Nederlandse literatuur' wel dieren eet, en niet alleen scharreldieren. Stoppen met vlees eten vindt Van Zomeren geen goede oplossing, zelfs niet als tijdelijke boycot van de gewraakte vlees-industrie. Op de vraag of hij vlees eet, antwoordt Van Zomeren (Volkskrant 27 okt 1997):

Ja, en niet alleen scharrelvlees. Die meneer Tazelaar van dat productschap voor vee en vlees, die wekt wel altijd de indruk dat er een permanente volksraadpleging plaatsvindt over deze kwestie via de toonbank van de slager. Maar dat is onzin, er is gewoon weinig keus. Scharrelslagers zijn nog steeds ver in de minderheid.

Van Zomeren stapt wel erg gemakkelijk over de vraag heen en hij wijst meteen het beschuldigende vingertje naar meneer Tazelaar. Van Zomeren, ex-communist, zoekt de oplossing voor de biovarkens uitsluitend in een overheid die 'de belangen van weerloze dieren veilig moet stellen'. Onwillekeurig denkt men terug aan wat Nietzsche over de democratische vrije geesten van zijn tijd opmerkte: dat zij de oorzaak van alle menselijke ellende en misstanden uitsluitend zoeken in de maatschappijvorm.

"Blijft u actief in dit wereldje?" Net als Voskuil geeft Van Zomeren te kennen dat hij zich niet blijvend wil verbinden aan het lot van de Nederlandse varkens. "Ik heb me tot 20 november gecommitteerd, dan is het overleg van Van Aartsen met de Kamer. Daarna wil ik het estafettestokje weer doorgeven. Ik weet alleen nog niet aan wie." Alsof op 20 november zijn contract afloopt. De schrijver Leon de Winter vond de actie 'Varkens in Nood' maar opportunistisch en merkte cynisch op: "Wat een mazzel, die varkenspest. Hebben we toch een beetje het gevoel dat we ons ergens druk over maken" (NRC 15 okt 1997). Van Zomeren daarop: "Ik heb het gelezen. En toen nog eens, want ik begreep het niet. Moet ik nou ophouden met die actie?" Het antwoord ligt voor hand: Nee Koos, je moest er natuurlijk mee dóórgaan! Dat was geloofwaardig geweest. Elsbeth Etty merkte in het NRC op (27 dec 1997) hoe intellectuelen in onze tijd "zwijgend door het leven gaan omdat ze geen onderwerpen meer hebben om zich over op te winden". In het politieke debat "geen woord over dierentransporten en massaslachtingen van biggetjes". Zij prees Voskuil en Van Zomeren als 'de weinige intellectuelen die het afgelopen jaar hun nek hebben uitgestoken'.

Maar niemand heeft na 20 november het 'estafettestokje' van Koos van Zomeren overgenomen. De auteur keerde uit Den Haag terug naar huis om verder te mijmeren over wat de koe wil. En dus was de zorg om de bio-industrie weer in handen van de actiegroepen uit 'dit wereldje', groepen die niet zo gemakkelijk de krantenkoppen halen omdat hun actuele boodschap al decennia lang dezelfde is en dus inmiddels niet meer hot. Die boodschap bracht Van Zomeren zelf treffend onder woorden: In Nederland worden 140 miljoen dieren gehouden in de veehouderij, meer dan dertig dieren per huishouden. De gemiddelde Nederlander zou er niet over peinzen ze zo te behandelen als de bio-industrie ze behandelt. Die beesten zijn onzichtbaar geworden. Diezelfde feiten gelden als een uitstekend argument voor het vegetarisme: zou de gemiddelde Nederlander die dertig beesten soms eerst wel goed verzorgen om ze vervolgens eigenhandig te slachten en op te eten? Het antwoord kan men afleiden uit een berichtje in de krant. Het slagersvak is impopulair. "De branche kampt met een schrijnend tekort aan personeel ... Het liefst zou het Opleidingsfonds voor slagers radio- en tv-commercials à la de Landmacht uitzenden, waarin elke jongere feestelijk wordt bijgebracht hoe spannend en uitdagend het vak is. Maar daarvoor is niet voldoende geld. Dus gaat de branche folders uitdelen op scholen, en moeten kleurrijke affiches de vergeelde vacaturebriefjes op prikborden gaan vervangen" (Volkskrant 20 maart 2000).




CHARLOTTE MUTSAERS



      Zo zijn we tenminste even hoog, hè Koert? - Charlotte Mutsaers

De acties van Voskuil en Van Zomeren werden op afstand gevolgd door Charlotte Mutsaers. Het volgende is gebaseerd op een vraaggesprek van Eveline Brandt (Groene Amsterdammer 17 dec 1997). Mutsaers liet Voskuil desgevraagd weten dat zij te emotioneel is om het 'estafettestokje' over te nemen:

Het zou me te zeer aangrijpen. Dat doet het nu ook al, maar als je echt actie gaat voeren, ontmoet je natuurlijk voortdurend weerstanden en dus onbegrip voor het dier. Ik zou de zaak bovendien kunnen bederven doordat ik geen centimeter diplomatie bezit. Koos van Zomeren zegt: als een kwart van de intensieve veehouderij wordt afgeschaft, zijn we op de goede weg. Dat is verstandig, maar ik denk: op de goede weg? Voor mij mag er niet één zo'n stal meer bestaan. Waar varkens niet in de wei kunnen lopen, is geen plaats voor varkens, klaar. Ga dan maar naar Australië of Nieuw-Zeeland. Ruimte zat. Maar wat doet die Van Aartsen? Hier mooie praatjes verkopen en in China de bio-industrie voor varkens introduceren. Ze rusten niet voor alle beesten in de bio-industrie zitten. Let maar op, als het geld de wereld regeert, kan het dier verrekken.

Als het op dieren aankomt is Mutsaers extreem en eenkennig. Bij haar ontbreken verbazing en twijfel. Daarvoor komt een grote emotionele zekerheid in de plaats. Zij heeft een intiem contact met haar honden. "En nou moet je niet aankomen met projectie", zegt ze, "want daar geloof ik niets van. Die intimiteit is geheel wederzijds." Dat er contact mogelijk is, bewijst voor Mutsaers hoe onbelangrijk de taal eigenlijk is. Eens shockeerde zij familie en vrienden door te beweren dat de dood van haar moeder haar minder diep had getroffen dan de dood van haar hond Dar. De werkruimte van Mutsaers hangt vol met haasjes van hout en zilver, foto's van honden en inktvissen en ze bezit stapels dierenboeken. Uit het interview komt een beeld naar voren van een schuchter en gevoelig stadsmeisje dat na school te vinden was in de manege. Zij kan met dieren waarschijnlijk beter overweg dan met mensen. Maanden kon ze niet schrijven toen haar hond Plume was overleden. Hij sliep in haar oksel. Is Charlotte Mutsaers wel helemaal normaal? Waarschijnlijk wel. Er zijn duizenden vrouwen die een moord zouden begaan voor voor hun Dar, Koert, Plume of Pimmetje. Charlotte Mutsaers lijkt haar 'abnormaliteit' enigszins te cultiveren. Ze vertelt er namelijk graag over, en de pluizigheid dringt door tot in gedichten: "Ben ik de enige die de gave van het woord graag cadeau zou doen voor een buik met hondehaar?", dichtte ze. Mutsaers verlangt naar veiligheid, lichamelijk contact, het warme gevoel dat je bij elkaar hoort, speelsheid en trouw. Zij heeft een dierlijke angst voor vijanden. "Al die dingen zijn toch honderd keer belangrijker dan het hele Stedelijk Museum bij elkaar?", zegt ze. De dichteres geeft ons het Stedelijk cadeau maar zij verdiept zich weer wel in het werk van Roland Barthes en anderen (zij spreekt over het schrijven als een spel van verbergen en onthullen). Ze schrijft, ze dicht, ze schildert. Mutsaers zegt een paard te willen schrijven. Eveline Brandt: "Nu ze zich liever uitdrukt met de pen dan met het penseel, komt de dierwording als thema nog duidelijker naar voren. Zoals in haar boek Rachels rokje, waarin een paard op schoot wil. En waarbij de lezer op een gegeven moment niet meer weet wie in dit verhaal de hoofdfiguur is, het paard of de ruiter. 'De bedoeling is dat de lezer daar iets meemaakt van het paard worden', zegt ze. Haar streven is een paard, een dier, niet te beschrijven, maar te 'schrijven'". Hu! Niet weinig gecultiveerd deze poëtica. Mutsaers meent dat zij haar unieke gevoelens met Nietzsche deelt:

Toen Nietzsche op een dag een paard omhelsde, vond men dat het eerste teken dat hij gek werd. Je kunt beter zeggen: toen werd Nietzsche normaal. Anders ben ik zelf gek. Toen ik een jaar of acht was, heb ik een wild zwijn omhelsd. Dat stond aan een paaltje vastgebonden bij het circus in mijn geboortestad Utrecht. Ik vond hem zo alleen, en zo lief, en toen heb ik hem omhelsd. Ik ben dol op wilde zwijnen.

Wellicht heeft haar extreme voorliefde voor dieren met haar vroege jeugd te maken. Charlotte werd als baby in de mand gelegd van de hond Pimmetje van wie zij veel geleerd heeft en die haar beschermde. Zij werd als kind nooit gebeten door honden. De honden liepen haar achterna. Later dan gemiddeld begon Charlotte te lopen. Kruipen vond ze veel prettiger en dat kon ze dan ook bijzonder vlug. Eveline Brandt: "Ze zakt door haar knieën en kruipt op Koert af. Zoent hem in zijn nek en legt haar hoofd tegen zijn vacht. Hij gaat verheugd zijn tennisbal halen. 'Zo zijn we tenminste even hoog, hè Koert?'" Mutsaers denkt met haar emoties:

De hele wereld is door de mensen ingepikt, de dieren worden er gewoon uitgepest. Dat vind ik een grof schandaal. Alleen maar omdat wij wat meer verstand hebben. Of althans: een ander verstand. Dieren hebben daar zoveel tegenover staan; wat die allemaal met hun neus en hun gehoor kunnen! Wij zijn in geen enkel opzicht meer of beter of interessanter omdat we toevallig een pen kunnen vasthouden. Ik vind het in principe niet erger om een mens te laten slachten en op te eten dan een koe.

Zou Charlotte Mutsaers ook voelen met haar verstand? Zou ze ook vegetariër zijn? In het vraaggesprek zegt ze niets over dat onderwerp hoewel een opmerking in die richting toch voor de hand zou liggen. Zo nee, hebben 'dierenliefde' en vegetarisme dan echt helemaal niets met elkaar te maken?




JOS BRINK



      Dies ben ik gelukkig met een balletje gehakt - Jos Brink

Het antwoord luidt: weinig. Ook Jos Brink is een vriend van pluizige knuffelbeesten zoals zijn poezen Noesse, Zwartje en alweer een Pim. In het verhaaltje 'Scharrelpoes' etaleert de showmaster zijn schuldgevoelentjes. De televisiepresentator bedient zich van een gestileerd verkleinwoordjesproza: 'vleesje', 'het enge poezenmes', 'watertje', 'kippetjes', 'sierhennetjes', 'die malle zwarte', 'mijn buurtje' en 'stoofpoes'. De auteur, 'dies' gelukkig met een 'balletje gehakt', steekt grootmoedig een hand in het eigen boezempje en constateert met 'bloedend hart': "het vlees blijft een probleem", "de boel is niet bepaald in evenwicht", "het zit niet helemaal snor, hoor". Volgt een snijdende kritiek op het woordje 'zuiglam'. Maar de auteur staat in tweestrijd hè: "het is een hele kluif, dat wel, want het beperkt je in de keuze", "en zo gaan we maar door". Enfin, lees:

Alleen het vlees blijft een probleem. Want ik moet daar altijd zo bij nadenken als ik het eet. Daarom beduvel ik mijzelf door alles in kleine stukjes te snijden, of liever te laten snijden. Daarom hou ik van kipblokjes, want daar kun je de scharrelaar niet meer aan afzien. Dies ben ik gelukkig met een balletje gehakt, want dat is helemaal oncontroleerbaar. T-bonesteaks dwingen me tot kannibalisme, tenminste, zo zit ik in elkaar. Maar het is een hele kluif, dat wel, want het beperkt je in de keuze. Ook voor de poezen. Die krijgen geen ribkarbonade, dat spreekt vanzelf. Maar als ik een vleesje koop voor de avondmaaltijd, neem ik meteen de handel voor Zwartje en Pim mee, daar hun troggen ook moeten worden gevuld. Dat is dan meestal anderhalf ons hart, aan een stukje. Een kipfiletje, soms een biefstuk. En thuisgekomen snijden we met het poezenmes - het 'enge' mes, omdat het kreng zo scherp is - vrolijk het orgaan aan flarden dat ooit net zo warm heeft geklopt als het onze doet voor de beestjes die het straks zullen opeten. Met recht: er klopt nu iets niet! Hoe ver gaat een mens in zijn dierenliefde? Ik ken brave lieden die in kippetjes doen. Fraaie sierhennetjes pikken rond in een riante ren. Hun baasje kan lyrisch vertellen over die malle zwarte, met dat gitte verenpak, zie je wel? Ik zie dat helemaal niet en het kan me bovendien geen bal schelen, want ik voer die malle zwarte straks op aan mijn malle zwarte. En zo gaan we maar door. Is een poes liever en leuker en interessanter dan een stamboekkoe? Is mijn Pim belangrijker dan een roodbonte? Nee. Maar de roodbonte gaat naar de slager en levert na een leven van boter, kaas en eieren, nog eens vlees en leder. Die laatste twee produkten kunnen hetzelfde zijn, als het een zeer oude koe betreft. Maar koeien moeten bloeden in de bloei van hun leven, doorgaans. Het zit niet helemaal snor, hoor. Op Dierendag koop ik een blikje zalm voor mijn jubilarissen, terwijl ik heel goed weet hoe akelig die zalm is gestikt, een kwartier nadat hij uit zijn watertje werd gevist. De een zijn dood is letterlijk de ander zijn brood. Wat ik volstrekt onaanvaardbaar en hoogst onethisch vind is zo’n reclamevarkentje. Een vette zeug, met een jasje aan, houdt lachend een bordje vast met de aankondiging dat haar eigen speklappen in de aanbieding zijn. Dat is vies. Lachende runderen die je met hun pootje naar de ingang verwijzen van des beenhouwers vleespaleis zijn getekende runderen en bestaan niet echt. Die zijn weer ontworpen door andere runderen. Ik heb absoluut geen trek meer in ossehaas als ik het plaatje bestudeer van een vrolijke koe, een lief dik beest, dat kennelijk zichzelf al heeft ingedeeld: ‘Geachte klant, uit mijn hals mag u de magere lappen snijden. Uit mijn schouder haal je goelasjvlees. En zo hak ik mijzelf in pekelvlees en stoofrollade, in klaprib en dunne lende, in sukadestukken en rosbief, in soepvlees en ossehaas’. Een koe prijst zichzelf niet aan. Een schaap huilt als het naar de slachtbank wordt geleid. Een vleesspecialist in mijn buurtje heeft als kroonkeuze in het voorjaar 'zuiglam'. Het moet heerlijk zijn. Maar zeg zo’n woord nu eens zachtjes: zuiglam... Dan heb je gegeten en gedronken. Ik eet geen konijn. Nooit. Want ik stop mijn Pim ook niet in de pan, hoewel er volkeren zijn die in de rij staan voor stoofpoes. Gelukkig ver van mijn bed liggen er honden op de markt, met aaneengebonden poten en een conservenblik om hun bek. Die gaan de soep in. Ik snijd met een bloedend hart een bloedend hart. En draai vanavond een blikje kip-met-konijn open. Het ruikt lekker. Ik krijg er weer honger van, je zult het zien. En de poezen smikkelen. Maar echt in balans is het allemaal niet... En o, ik hoor het al: van koeien krijg je boter en kaas, maar géén eieren. Ja, dat werd tenminste tot nu toe algemeen aangenomen. Maar naast de schotel vol zuiglamkoteletten zag ik een schaal met eieren van gegarandeerd echte Texelse scharrelkoeien. De boel is niet bepaald in evenwicht. En de enige diersoort die echt scharrelt is de mens.


Nog eenmaal de existentiële vraag van Koos van Zomeren: Wat wil de koe? Wat willen de biovarkens en -kippen? In dit stuk kwamen drie 'dierenschrijvers' in beeld. (Er was een bijrolletje voor Mensje van Keulen: zij schijnt vegetariër te zijn. Zie bijv. haar verhaal 'Zure zult' en het titelverhaal in Allemaal tranen (1972). Jos Brink hoorde in het rijtje nog net thuis omdat hij ook een literatuurboek schreef.) Allen zeggen een einde te willen maken aan de ellendige omstandigheden waaronder varkens in ons land worden vetgemest. De drie schrijvers lieten hun literaire activiteiten prevaleren boven hun bekommernis om de bio-industrie. Klaarblijkelijk sluiten deze activiteiten elkaar wederzijds uit. Voskuil en Van Zomeren zijn weliswaar geïnteresseerd in de onzichtbare problemen van Nederlandse veehouderij, maar ze moesten uit hun schrijversrol stappen om die bezorgdheid te tonen en na hun publieke acties keerden ze opgelucht weer terug naar hun boekenschrijven. Mutsaers dacht er helemaal niet aan haar veilige schrijversmand te verruilen. Wat wil de koe? Van Zomeren bedacht de vraag maar allen schrikken terug voor het antwoord.





YOUP VAN 'T HEK




Youp van 't Hek




      Dat is het leuke van een democratie. De een roept 'Eet!' en de ander schreeuwt 'Eet niet!'

      Met Wat is een maaltijd zonder vlees? adverteren de slagers en ik denk dat ik het antwoord weet, namelijk: een maaltijd!

      Oormerken dat zooitje. Meedogenloos oormerken. Volgens hun eigen folders voel je dat namelijk absoluut niet.

      Als we de werkelijkheid maar niet hoeven mee te maken - Youp van 't Hek

Youp van 't Hek nam op 19 november 1998 het estafettestokje over van Koos van Zomeren. "Heb inmiddels heel varkensboerend Nederland aan de lijn gehad en de laatste discussie met deze dames en heren heb ik dan ook nog niet gevoerd. Of ik wel wist dat de varkens op vloerverwarming liggen. Of ik wel eens in mijn eigen zalen had gekeken. Daar zaten de mensen dichter op elkaar dan in de varkensstallen! En of ik wel wist wat ik de varkenssector aandeed."

Het gaat Van 't Hek om de bio-industrie. "Ik ben absoluut niet vegetarisch, maar ik ben wel een jaar of twintig geleden, na alle hormoon- en kistverhalen, gestopt met het eten van kalfsvlees. Al een jaar of tien heb ik geen kip meer aangeraakt en sinds een jaar of vier is het varkensvlees taboe. Natuurlijk dwarrelt er nog wel eens een spekje door de sla en onlangs heb ik bij de Indonees nog een heerlijk stukje kip geproefd, maar dat is meer uitzondering dan regel."

Anders dan Koos van Zomeren kan Youp voor zijn diervriendelijk vlees terecht bij een 'een chique runderjuwelier' bij hem op de gracht, al zijn de prijzen daar 'grachtengordeliaans'. Tegenover het recht van de adverterende slagers, zo betoogt Youp, staat het recht van de tegenstanders van de bio-industrie om aan mensen te vragen om geen vlees te eten. Maar de vleeskwestie is vooral een politieke zaak: "Ik geloof niet in reïncarnatie, maar je zou het bijna hopen, opdat politici terugkomen als varken en denken: God, hadden we dat destijds maar beter geregeld" (Schrijversnet). In een van zijn columns maakt hij zich kwaad dat er geen politiek debat is over de crisis in de veeteelt: "waar blijft het ultieme maatschappelijke debat over onze verkankerde en vergiftigde voedselketen vol kalverkisten, legbatterijen en martelstallen? Waar blijft het principiële spoeddebat in de Tweede Kamer?" En waarom protesteert niemand tegen het doodspuiten van een half miljoen biggen: "Laat ik vooropstellen dat ik het een zegen voor de beestjes vind en dat ik ze deze dood meer dan gun. Alles is beter dan de rest van je leven in een concentratiekamp in de Peel, maar toch... Waar blijft de demonstratie? Waarom gaan we niet massaal de straat op? Niet zozeer tegen de dood van die beestjes als wel tegen hun leven? Op welke partijen kun je nog rekenen in dit geval? De SP? GroenLinks? Wie doet iets? Het CDA omdat we zo met het door God gegeven leven omspringen? Niemand!"

Youp ging anders denken over het eten van vlees ten tijde van de varkenspest en de BSE, toen de camera's inzoomden op de huisvesting van de dieren en hij hoorde 'wat er voor rommel door het dierenvoedsel gaat': vismeel en slachtafval en allerlei preventieve geneesmiddelen. Journalisten waren verbaasd dat de cabaretier zich in het actiewezen had gestort. "Ze stellen geen enkele vraag over de inhoud van de actie. Het gaat over mij! De boodschap doet er niet toe. De boodschapper, daar gaat het om" (citaten uit 'Vlees', 166 x Youp).

De wereld brandt, kermt en schreeuwt. De westerse mens is op, moe en leeg. Het is overal oorlog en agressie. We leven in een waanzinnige wereld. Dikwijls komen zulke gedachten opzetten in de stukjes van Youp van 't Hek. En dan voegt hij er aan toe dat we met z'n allen maar het beste suïcide kunnen plegen of een lekkende Boeing van El Al over ons land laten vliegen. "Afgelopen zomer liep ik langs een Vlaams weiland, keek in de zachte koeienogen van een hele lieve blaarkop en schoot vol toen ik die rare gele flappen in die oren zag." De overheid zint op maatregelen tegen de oormerkweigeraar Henk Brandsma uit Friesland. Brandsma laat zijn koeien zonder oormerken in de wei rondlopen. De beesten krijgen gewoon voer en mogen hun natuurlijke hoorntjes houden. Youp is woedend: "Inderdaad: die Brandsma is een psychiatrisch geval en een gevaar voor de samenleving. Men overweegt nu om zijn veestapel tegen de muur te zetten. En met hem de veestapels van zeventig andere oormerkweigeraars. En waarom? Omdat de dochter van Maij-Weggen, de broer van Cresson en de oom van een zekere Marin, een bedrijfje in oormerken, aanbrengtangen en een oormerkenregistratiecomputerprogramma hebben. Dat hele Europese Parlement is zo corrupt als de neten" ('Oormerkweigeraar', 166 x Youp).
Het moeilijkst krijgen volwassenen het - niet alleen politici - als zij aan hun kinderen de waanzin van de grotemensenwereld moeten uitleggen (vergelijk ook Kousbroek):

Mijn dochter (8) vroeg laatst aan mij: 'Papa, poedels kunnen er toch niets aan doen dat ze bij tuttige mensen moeten wonen?' Goeie logica. Ik val haar nog maar niet lastig met biggetjes. Voor haar is de wereld voorlopig nog roze genoeg en daar hoeven geen half miljoen biggen bij. Kan zij eigenlijk het getal vijfhonderdduizend wel bevatten? Een half miljoen doodgespoten biggen. Zoiets bespaar je een meisje dat fulltime haar konijn de hemel in knuffelt toch? Of moet ik haar al uitleggen dat de maatschappelijke discussie zich afgelopen week vooral toespitste op de vraag of de journalisten er wel of niet bij mochten zijn. 'Een principezaak', hoorde ik het journaille regelmatig op de radio roepen en ik denk dat ze gelijk hadden, maar waar bleef het ultieme maataschappelijke debat over onze verkankerde en vergiftigde voedselketen vol kalverkisten, legbatterijen en martelstallen? ('Blinden', 166 x Youp)

In een van zijn brieven aan 'Majesteit' spreekt Youp Majesteit aan als Beschermvrouwe van de Dierenbescherming en als moeder van een jagende zoon. (Later, in juni 2001 werd de koningin uit haar functie van Beschermvrouwe van de Dierenbescherming ontheven omdat er op de kroondomeinen nog steeds aan plezierjacht wordt gedaan. Er ontstond een juridische discussie of een koningin 'geroyeerd' kan worden.) Youp schotelt Majesteit een 'gnostisch' argument voor dat men is wat men eet. We zijn door het eten van ongezond vlees al zo ver heen dat we daarom de werkelijkheid niet meer zien zoals zij is:

Hoe kan het nou toch dat een diersoort zover gaat dat het zijn eigen nakomelingen vermoordt? Het schijnt zelfs besmettelijk te zijn. Een soort varkenspest. Gekke-mensenziekte. Ik denk dat ik het weet. Het komt door hetgeen wij eten! ... Een varkensfokkerij. Echt verschrikkelijk. Een concentratiekamp. Niks meer. Niks minder. Op geen enkele manier te verdedigen. Natuurlijk deed de beul/eigenaar dat wel. De mensen willen nou eenmaal niet meer geld voor het lapje vlees betalen ... De dieren die getroffen worden door de varkenspest zijn mazzelkonten ... Heeft U wel eens incognito een kuikenmeesterij bezocht of een legbatterij? Denkt U wel eens na over de behuizing van een kistkalf? ... Weet U wat kuikens eten? Weet U dat er allelei antibiotica door hun voedsel gaan en dat alle farmaceuten weten hoe gevaarlijk dat op den duur voor de volksgezondheid is? ... En U denkt dat het vreten van al die rotzooi geen invloed op ons heeft? Vergeet het. Heel langzam worden we met z'n allen stapelkrankzinnig. En U vraagt zich af waarom er geen intellectuele elite opstaat en heftig protesteert? Leg ik ook uit: een van de symptomen van de gekte is lamlendigheid. De collectieve suïcide intersseert ons niet. We willen alleen geen pijn lijden. We willen verdoofd ten onder. De intellectuele elite discussieert bij Sonja over papavers in de aderen en coke in de neuzen. Als we de werkelijkheid maar niet hoeven mee te maken ('Majesteit', 15 feb 1997).

De stukjes van Youp zijn soms niet eens leuk of grappig meer. Ze zijn eerder juist. Het gaat hem om de werkelijkheid. Die werkelijkheid is waanzin. Steeds opnieuw komt hij op dat thema terug, zo ook in het gelijknamige stukje in het NRC van 13 dec 2003. Van Youp pikt men een tekst als deze. Heeft men wel in de gaten dat het menens is:

Ik moest ook denken aan premier Balkenende die de hele dag mekkert over normen en waarden, maar er geen enkel probleem mee heeft als een boer een miljoen kippen in een hal opsluit. In de ogen van christelijke politici is niet degene die ze gevangen houdt de terrorist, maar juist hij die ze wil bevrijden ... Hoe erg is het om je gevoel voor de werkelijkheid te verliezen? Want wat is die werkelijkheid? Meer dan zestienduizend randdebielen die in een Idols-studio op een stip een liedje gaan staan steunen en kreunen ... De werkelijkheid is duizenden eenzamen die dit weekend het slot van onze beschaving vieren op de miljonairsbeurs in de RAI ... De werkelijkheid is het kampioenschap beeldschermwerpen dat dit weekend in het Achterhoekse Ruurlo wordt gehouden ... De werkelijkheid is het verdwijnen van de scholekster omdat de kokkelvissers de Waddenzee helemaal leegvissen. De werkelijkheid is dat je schrikt als je een mus in je Amsterdamse achtertuin ontwaart. De werkelijkheid is vaak ook grappig. Mensen die een sigaretje roken onder een afzuigkap, terwijl op de snelweg de files ons land vol kanker blazen.





ROBERT LONG



Robert Long



      Vrijwel zeker heeft Nederland te weinig destructiecapaciteit - Laurens-Jan Brinkhorst (Telegraaf 18 okt 2000)

      Wat Dachau was voor de joden, is de vleesindustrie voor varkens - Robert Long



Oktober 2000 was een rusteloze maand. Op 3 oktober, een dag voor dierendag, nam Robert Long van Youp van 't Hek het estafettestokje over. Robert Long wond er bij zijn aantreden als 'ambassadeur' van Varkens in Nood geen doekjes om. Hij noemde de Nederlandse varkens de joden van de vleesindustrie: "Aan concentratiekampen is een einde gekomen. Schuldigen konden worden gestraft, maar voor de varkenshouderij gaat dat nog niet op." De vergelijking werd velen malen gemaakt. De socioloog en psychoanalysticus Abraham de Swaan vergeleek het ontkennen van het bestaan van de vernietigingskampen destijds met de manier waarop men vandaag de dag niet wil weten wat er in het slachthuis gebeurt. "Voelen jullie je soms geroepen een kijkje te nemen in een modern abattoir?", vroeg hij aan een groepje mensenrechten studenten. De Swaan sprak voor een gehoor met een zekere intellectuele nieuwsgierigheid, dat bovendien geleerd heeft om te relativeren. Maar de uitspraken van Robert Long vielen bij de belanghebbenden in verkeerde aarde. "Onheus en zeer kwetsend voor al degenen die zich met varkens bezighouden", meende voorzitter C. van Gisbergen van de vakgroep varkenshouders van de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO-Nederland). "De vergelijking is zo scheef dat we geen zin hebben in een discussie hierover", aldus Kats van de brancheorganisatie Productschap Vee en Vlees (Telegraaf 18 okt 2000). Het schijnt dat de kinderen van een van de woordvoerders van de beledigde instanties of instituten spontaan de platen van Robert Long die in hun bezit waren, zijn gaan vernielen. Zó verontwaardigd waren deze kinderen over de onheuse bejegening van hun vader door de cabarettier, aldus de betrokken vader zelf (Volkskrant 10 okt 2000). LTO Nederland spande een kort geding aan waarin geëist werd "dat Long en de Stichting Varkens in nood verklaren hun uitlatingen over de varkenshouderij te betreuren, in te trekken en niet meer te herhalen". Robert Long had geen spijt: "Ik heb namelijk niets gezegd dat niet deugt. En als weer naar mijn standpunt gevraagd wordt, zal ik dezelfde woorden zeggen. Je kunt dieren gewoon niet zo behandelen. Dat gaat tegen alle wetten in" (News.nl 21 okt 2000). Later oordeelde de rechtbank dat Robert Long zijn uitlatingen over de varkenshouders niet hoefde terug te nemen (AD 1 dec 2000).

Of de vergelijking met de nazikampen hout van snijdt? In de krant kon men in een ander berichtje lezen dat Nederland beschikt over 'te weinig destructiecapaciteit' (Telegraaf 18 okt 2000). Er moest meer destructiecapaciteit bij, vond de minister, want er kon maar "vijftien miljoen kilo per week worden gedood". Voortaan zouden zeugen abortus moeten ondergaan als de zeer besmettelijke ziekte mond- en klauwzeer zou uitbreken, omdat de biggen anders doodgespoten moesten worden. "Het aantal dieren dat vernietigd moet worden kan vele malen groter zijn dan bij de uitbraak van varkenspest in 1997. Toen is totaal 581 miljoen kilo aan dieren vernietigd." Nederland ging overleggen met Belgische en Duitse 'destructiehallen'. Brinkhorst vond het te duur om de eigen destructiecapaciteit uit te breiden uitsluitend voor mond- en klauwzeer. 'Destructiecapaciteit', 'destructiehallen' ... Er bestaat ook nog een 'Destructiewet'. Die wet wordt overtreden: "Kadavers van doodzieke koeien die moesten worden vernietigd, zijn tot veevoer verwerkt. Hierdoor bestaat het gevaar dat uiteindelijk ook mensen besmet raken met de gekkekoeienziekte" (AD 20 okt 2000).

(In zijn pamflet Eetgeenvlees (2006) vergelijkt Hugo Brandt Corstius het massale slachten van dieren voor voedsel met de verschrikkingen van de Holocaust. "Zij die tegen de vergelijking protesteren lijken te willen zeggen: Een tijdelijke, incidentele moordpartij met zes miljoen slachtoffers is erger dan een eeuwenlange, conventionele moordpartij met zes miljard slachtoffers." Brandt Corstius vindt dat het begrip moord aan verruiming toe is, zodat het niet slechts van toepassing is op het ombrengen van een lid van de eigen stam, zoals heel vroeger het geval was, ook niet slechts op leden van het eigen volk, continent, geloof of de eigen huidskleur. "Ik bepleit net als Jezus een verdergaande verruiming van het begrip 'onze stam'. Hij dacht aan de mensen die toevallig geen joden waren, ik aan de dieren die toevallig geen mensen zijn." Brandt Corstius, die nooit vlees at, bekent dat hij die vergelijking niet altijd heeft durven maken. Kennelijk acht hij de tijd daarvoor nu rijp.)

Enkele dagen nadat Robert Long de Varkens in Nood overnam, kwam een enthousiaste Laurens-Jan Brinkhorst het nieuwtje overbrieven van ene Jan Broeze van het Agrotechnologische Onderzoeksinstituut ATO, Alterra en IMAG. Broeze heeft samen met een aantal collega's uit Wageningen in opdracht van het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster zitten broeden op een 'revolutionair ontwerp' voor immense varkensflats met 300.000 varkens. Het humane van zulke flats zat hem volgens Broeze in de balkonnetjes waar de varkens af en toe mochten luchten. "Ze kunnen natuurlijk niet allemaal tegelijk naar buiten", zei Broeze, "er moet een rooster worden gemaakt." Ziehier de nieuwe generatie 'agroproductieparken', 'ecologische industriecomplexen' waar de landbouwbedrijven op elkaar zijn gestapeld met gebruikmaking van elkaars afval en restprodukten. Behalve aan 300.000 varkens, biedt de flat ook nog ruimte aan een miljoen kippen en een viskwekerij. De beesten leven van het tuinafval van witlof-, champignon- en fruitkwekerijen die een verdieping lager tieren op de mest. Het gebouw is bijna een kilometer lang, 400 meter breed en twintig meter hoog. Daarbij vergeleken waren de ontwerpjes van Hitlers architect Albert Speer maar provinciaal en frêle. "Eromheen staan slachterijen, vleesverwerkingsbedrijven, maar ook een energiebedrijf. Volgens een rapport dat deze week is gepresenteerd door de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO) kunnen er in de toekomst meer varianten van agroproductieparken in Nederland komen. Behalve het 'Deltapark' in Rotterdam wordt in het rapport bijvoorbeeld ook een 'agrospecialty- park' geschetst bij de Eemshaven in Groningen. Suikerbieten kunnen daar als grondstof dienen voor niet alleen een suikerfabriek, maar ook een alcoholfabriek en een bioraffinaderij. Er zijn ook plannen voor een 'Greenpark' van 300.000 hectare in de Noord-Oostpolder en een voor toeristen toegankelijk 'multipark' in Gelderland" (NRC 5 okt 2000, Telegraaf 14 okt 2000).

De megavarkensflats van Broeze en Brinkhorst stuitten op verzet van boeren, tuinders, gewone en vegetarische burgers. Ook een kamermeerderheid was tegen. CDA en VVD zagen het helemaal niet zitten en de SP wilde weten of de minister soms gek geworden was. Je moest er niet aan denken dat in de megaflat een geval van mkz werd aangetroffen. Maar twee andere partijen, de PvdA en D66, reageerden positief. De minister die een dag tevoren nog met een al even enthousiaste directeur van het Rotterdamse havenbedrijf door de havens was gevaren op zoek naar een geschikte locatie voor de varkensflat, schrok echter van de heftige reacties en draaide vlug bij. Hij had slechts een ballonnetje willen oplaten, liet hij via zijn woordvoerder weten. (De mens is kort van geheugen en de aanhouder wint: in 2002 kwamen er 600 meter hoge varkenswolkenkrabbers in het nieuws.) Toch jammer dat de minister het ballonnetje zo vlug weer neerliet. Want een varkensflat van een kilometer had wel iets, alleen, er zou nog een etage bovenop moeten. Daar, op de bovenste verdieping, zouden het Ministerie van Landbouw en alle gerelateerde onderzoeksinstituten en -raden, vakgroepen, koepels en innovatienetwerken kunnen worden gehuisvest. Zodat de output van die bovenste afdeling naar beneden kan doordruipen voor de recycling. Top-down als het ware. Nóg beter voor het miljeu. Mét rooster en balkonnentjes is het er best uit te houden. Het uitzicht over de Rotterdamse haven is zelfs fraai te noemen. In de flat wonen heeft als bijkomend voordeel dat je er ook niet tegenaan hoeft te kijken. Maar dit zijn slechts bijzaken. Hoofdzaak is dat de heren voortaan regelmatig zullen moeten luchten. Frische Luft in de Nederlandse landbouwpolitiek! Robert Long zat er naast. De versleten vergelijking met Dachau snijdt geen hout meer. Het is erger en grootschaliger dan toen. Het is nu.

(Niettegenstaande een Europees verbod op legbatterijen vanaf 2003, gaf de de Raad van State februari 2002 groen licht aan de bouw van een megalegbatterij in Groesbeek.)


De krant lezen: oktober - december 2000

Terwijl Robert Long zijn ambassadeurschap bekleedde werd de krantenlezer overspoeld met cynische berichten over bedorven eendenpoten (Telegraaf 28 okt 2000), het slinken van het visbestand (Nederlands Dagblad 3 nov 2000) en het illegaal dumpen van dierenkadavers in sloten en weilanden (Metro 7 nov 2000). Maar de BSE eiste alle aandacht op. Sommige kranten hadden wel vijf berichten op een dag. Een handelaar in Normandië had willens en wetens van BSE verdachte runderen laten slachten (Volkskrant 27 okt 2000) en in Frankrijk werden steeds weer nieuwe BSE-gevallen ontdekt. Eind december waren het er zo'n 140 in totaal. Er brak paniek uit in Frankrijk.
Van koeien heeft men kannibalen gemaakt. Ze krijgen het slachtafval van hun soortgenoten te eten in de vorm van beendermeel en 'de befaamde Andouilette-worst uit Lyon' (Volkskrant 27 okt). Het vermoeden bestond al geruime tijd dat het beendermeel de oorzaak van de BSE kon zijn. De bezorgdheid bij de Franse overheid was nu groot. Men dacht uitsluitend aan de veiligheid van het consumptievlees voor de consument, niet aan de zieke beesten zelf. Maar het belangrijkste doel van de maatregelen leek de beeldvorming over veilig vlees te zijn. De maatregelen moesten de angst bij het publiek wegnemen en de oppositie de wind uit de zeilen nemen. Alles draaide om de BSE-perceptie. In Frankrijk liep de consumptie van rundvlees met 30 procent terug (Het Nieuwsblad 6 nov 2000), in Parijs daalde verkoop met 40 procent (Nederlands Dagblad 9 nov 2000). Vlees van Franse runderen geboren voor 15 juli 1996 mocht niet meer worden verkocht. President Chirac riep op om onmiddellijk te stoppen met het verwerken van dierlijk afval in veevoer voor koeien (waarvoor het verbod al gold), varkens, kippen, ander gevogelte en vissen (Nederlands Dagblad 9 nov 2000). De tijd dat ministers hun dochters voor het oog van de camera demonstratief broodjes hamburger lieten eten, leek voorbij, bijna. Jospin verbood de t-bonesteak en diermeel als veevoer. De politici namen hun drastische maatregelen uit voorzorg, "maar toch vooral omdat ze bang waren voor hun eigen hachje" (Volkskrant 11 nov 2000).

Toen de Britten lucht kregen van de Franse BSE stelden zij meteen een boycot in (Volkskrant 27 okt 2000). Was het wraak voor de Franse boycot ten tijde van de grote Britse BSE-crisis in 1996 met 180.000 zieke runderen? De Britse boycot werd ongetwijfeld mede door interne politieke problemen ingegeven. Er was in Engeland net een vernietigend rapport uit over de BSE-crisis van 1996. Uit dat rapport bleek dat "de toenmalige conservatieve regering opkwam voor de vleesexport en het behoud van het vertrouwen van de consument, zonder zich te verdiepen in de mogelijke gevolgen van BSE. Deze krampachtige politiek werd volgehouden tot de regering in 1996 erkende dat de ziekte waarschijnlijk was overgedragen naar mensen. De crisis die daarop volgde, was verwoestend voor de Britse veeteelt en kostte de regering miljarden aan schadevergoedingen" (Parool 30 okt 2000). "Waar het op de schuldvraag aankomt, is het rapport ... opvallend mild. Er waren geen 'zondebokken of schurken', luidt het oordeel. De verantwoordelijke ministers en ambtenaren hebben alleen geprobeerd paniek te voorkomen. Ten behoeve van de Britse vleesindustrie, wel te verstaan" (Parool 27 okt 2000). De Britse regering had het publiek misleid (Volkskrant 28 okt 2000) en (vooral) belanghebbende critici vielen natuurlijk over de opmerkelijke vergevingsgezindheid jegens verantwoordelijke politici en ambtenaren (NRC 30 okt 2000). Toen kwamen er de berichten over nieuwe menselijke sterfgevallen in Engeland en toen raakte ook Engeland in paniek. "De gekkekoeienziekte BSE zal vanaf volgend jaar in Groot-Brittannië een leven per week eisen", meenden sommigen, "vanaf 2003 zal dagelijks iemand overlijden aan de ziekte ... Volgens sommige schattingen zal de ziekte in de nabije toekomst zeker 130.000 Britse slachtoffers eisen". Minister van Landbouw Nick Brown liet weten dat het desondanks volkomen veilig was Brits rundvlees te eten. Maar de Britse kranten stonden vol met BSE-verhalen. "The Independent on Sunday meldde dat de veiligheidsmaatregelen zijn afgezwakt, waardoor mogelijk besmet vleesafval in voedingsmiddelen kan terechtkomen. De Observer stelt dat de verbranding van besmette dierkadavers de BSE-verwekker niet vernietigt. De as zou nieuwe besmettingen tot gevolg kunnen hebben" (Parool 30 okt 2000, NRC 30 okt 2000). Dus hadden we na Frankrijk ook weer Engeland. Experts begonnen te vrezen dat de BSE-besmetting ook elders in Europa was verbreid. De Spaanse boeren wilden daar niets van weten. In Madrid deelden zij gratis rundvlees uit en eisten van het ministerie van Landbouw een campagne om de beeldvorming van veilig rundvlees te bevorderen (Reformatorisch Dagblad 19 dec 2000). Officieel waren er geen gekke koeien in Spanje, maar enige weken later werden de eerste BSE-koeien gevonden. Ook in Zwitserland werd BSE geconstateerd. Daar eiste de consumentenbond een algeheel verbod op diermeel in veevoer. Britse en Duitse onderzoekers uitten de vrees dat behalve runderen ook schapen en andere dieren BSE op de mens kunnen overbrengen (Nederlands Dagblad 3 nov 2000). "Opmerkelijk is dat in Italië, Spanje en Duitsland de afgelopen jaren geen BSE-koeien zijn gemeld", schreef het NRC (15 nov 2000) en "Franse zwezerik is Duitse niet", kopte de Volkskrant (22 nov 2000). Maar toen sloegen de Duitsters groot alarm na de ondekking van een BSE-koe (NRC 28 nov 2000). De schok was groot. "Wat kan ik mijn gezin nu nog te eten geven?" vroeg een politicus zich radeloos af. "Uitgerekend mijn lievelingsworsten als thee- en leverworst worden door experts van BSE verdacht!" klaagde de vrouw van de bondskanselier. De vleesmarkten stortten in. Consumentenbonden eisten opheldering en maatregelen. Er werden hulptelefoons ingesteld en er kwamen lijsten met risicovolle producten, waarop biovlees en zelfs yoghurt en snoepgoed vermeld stonden. "Nu onderzoek heeft uitgewezen dat de getroffen boer Peter Lorenzen uit Hörsten zijn koeien nooit het gewraakte diermeel heeft gegeven, breken controlediensten zich er het hoofd over hoe het rund dan met BSE kan zijn besmet" (NRC 28 nov 2000). Misschien waren groeihormen de oorzaak wel (Reformatorisch Dagblad 22 dec 2000). Maar niemand wist het.

Niettegenstaande een Poolse (o.a.) boycot van Nederlandse runderen (Volkskrant 22 nov 2000) hadden wij het hier in Nederland met de BSE relatief goed gedaan (NRC 1 nov 2000). In Engeland waren er 180.000 dieren getroffen, in Nederland tot aan oktober 2000 in totaal slechts zes. Diep verontwaardigd en 'diep geschokt' was men dan ook toen de Duitsers de mogelijkheid opperden dat hun BSE-koeien zouden zijn gevoerd met besmet Nederlands beendermeel. Zo zeker was men hier dat we de zaken goed hadden geregeld dat Nederland de EU zelfs om een uitzonderingsstatus had gevraagd. Dat zou ons miljarden schelen daar het slachtafval, dat nu aan de koeien werd teruggevoerd voortaan geen eindbestemming meer zou hebben. De prijzen van soja verdubbelden. Maar soja gaf weer een nieuw probleem: dat het genetisch gemanipuleerd is. "De EU is er nog niet uit of vlees van dieren die zijn grootgebracht met genetisch gemanipuleerde maïs of soja ook als genetisch gemanipuleerd vlees moet worden aangemerkt, zoals consumentenorganisaties bepleiten" (NRC 15 nov 2000). Na het Duits alarm kwam er een verbod op Duitse vleesproducten in de Nederlandse supermarkten, maar Albert Heijn bezwoer dat die maatregel niet nodig was, niet voor Albert Heijn. Eind 2000 kwamen er wel snel achter elkaar twee nieuwe BSE-gevallen bij. Maar dat kwam omdat wij als eerste land in Europa zo goed controleerden. Om de BSE-beeldvorming te controleren lanceerde de overheid in een campagne een redenering van het type 'hoe vuiler het waswater, hoe schoner de was' die de geschiedenis zou ingaan als de 'BSE-paradox': Hoe meer BSE ontdekt wordt, hoe veiliger het vlees. Na de zorgwekkende berichten uit het buitenland had het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid in Lelystad eerder het aantal BSE-controles laten vertienvoudigen (Volkskrant 29 okt 2000, NRC 1 nov 2000). Dat was een zorgvuldige maatregel met, naar spoedig zou blijken, ook een voor Nederland zeer gunstig resultaat: bij de eerste 17.000 geteste koeien werd geen BSE geconstateerd. Een typisch Nederlands probleem was wel wie de extra controles moest betalen (Spits 11 okt 2000). De maatregel was zo goed en het resultaat viel zo gunstig uit, dat sommigen nu begonnen te mopperen dat we het geld voor de controles beter hadden kunnen besteden aan het bestrijden van salmonella, waaraan in Nederland jaarlijks 50 mensen overlijden. Niet lang na de internationale lof voor Nederland las men alweer berichten over een dierenarts die een document had vervalst voor een koe met BSE-symptomen (NRC 7 nov 2000). "Dierenartsen worden steeds vaker door boeren onder druk gezet om te sjoemelen met exportpapieren en verklaringen over de gezondheid of de doodsoorzaak van dieren. Dierenartsen die medewerking weigeren, worden geboycot (NRC 11 nov 2000). "Of hij nog levend terug wilde naar zijn vrouw", vroeg een veehouder aan een dierenarts die zich liet intimideren en een valse verklaring afgaf. Een andere veearts verklaarde twee runderen die in werkelijkheid ziek waren, te hebben 'geschoten'. "Europese wetenschappers waren onlangs lovend over de maatregelen die Nederland de afgelopen jaren heeft genomen om BSE te bestrijden. Maar daar is ... nadrukkelijk bij gezegd dat er een strikte handhaving dient te zijn". Een arts die anoniem wilde blijven zei zeker te weten "dat er veel meer BSE-gevallen doorheen zijn geslipt" (NRC 9 nov 2000). Nederland deed het 'goed' maar de consument vertrouwde het niet helemaal. Er was een toeloop op wild (). De verkoop van paardenvlees steeg in Nederland met 15 tot 20%, in België zelfs met 400% (Volkskrant 20 dec 2000). Paarden zijn edele dieren staat er in de krant. Vooral vrouwen schijnen daar gevoelig voor te zijn. "90 Procent van de ruiters is vrouw. En die bepalen ook welk vlees er op tafel komt." Als consument moet je toch een zekere schroom overwinnen. Wat eten we vandaag? Paard?! "Ook (slager) Van der Veen uit Nijkerk ondervindt aan den lijve dat de liefde voor paarden de grootschalige consumptie in de weg staat. Als hij zegt dat hij ook zijn eigen dieren slacht, wordt hij door sommigen al gauw voor kannibaal uitgemaakt." Maar paardenvlees is wel gezond, weet een andere slager, want "een paard is vegetariër". De prijzen van het paardenvlees stegen ondertussen lekker met de paardenconsumptie mee. Zozeer zelfs dat er een waarschuwing uitging tegen paardendieven. Boeren, ruiters en buitenlui: pas op uw paarden. De tijden verruwen. Het einde van de geschiedenis is in zicht. Op alle fronten nemen de spanningen toe en worden de tegenstellingen scherper. Het is gedaan met de rust in villa Buitenrust. Mocht u menen dat het allemaal wel los zal lopen: uw paarden in elk geval niet meer. Niet alleen moet u vrezen voor uw paarden, ook uw pony's ezels kalkoenen konijnen schilpadden lopen gevaar. En als u het mij vraagt - en dat doet u - zullen weldra ook uw bloembollen niet meer veilig zijn. Ein sterbender fresst alles!

Ondertussen begonnen geleerden zich ook zorgen te maken over gekke schapen en gekke herten en op de Azoren werd de eerste BSE-koe gesignaleerd. En toen en toen en toen en toen en toen en toen ... Toen was het oudejaarsavond 2000 en honderden duizenden Nederlanders namen zich voor te gaan lijnen en stoppen met roken en de natie wenste zichzelf een voorspoedig 2001. Er was natuurlijk weer meer vuurwerk verkocht dan ooit tevoren.

De BSE-crisis ging over mensen, niet over de zieke BSE-koeien zelf. De problemen waren de geschade handelsbelangen, de instortende vleesmarkten, de BSE-beeldvorming en consequenties daarvan voor politici en bestuurders. De meeste aandacht ging uit naar het gevaar dat de ziekte van BSE-koeien zou overslaan op de mens. Als je nu maar cynisch genoeg was snapte je ook waarom de media er zo gretig op insprongen. De krant als kritisch kwaliteitsproduct. BSE-vrij zogezegd. Maar niemand gaat vrijuit. Elk land krijgt de regering, elke regering de landbouwcrisis die het verdient. Al decennia lang is men bezig met schaalvergroting in de landbouw. Het hele systeem staat op instorten. Maar de krant overleeft ons allemaal. Op de dag na de dag dat de wereld vergaat zal de krant in foutloos Nederlands schrijven hoe alles te voorkomen was geweest. De Eindafrekeing zal zijn een zeker groot getal op de Economiepagina: wat die hele grap gaat kosten en wie dat bedrag moet ophoesten, God of de Duivel. Want de geschiedenis van de strijd om het vlees is een gnostische geschiedenis, een strijd om Goed en Kwaad, zoals Michiel Louter eens schreef. Het is zo altijd altijd geweest en het zal zo wel altijd doorgaan. Maarten Koning zag geen uitweg. Ik zou het ook niet weten. Ja, we zouden vegetariërs kunnen worden natuurlijk. Maar soms zou je alleen maar wensen dat de hele boel in elkaar mietert en we elke dag weer paardeblad gingen eten.


Bronnen

-Boonen et al (1998)
-Brandt Corstius (2006)
-Brink (1998)
-Leeraert (zjb)
-Leeraert (zja)
-Lekker vlees in Limburg (1997)
-Nieuwsbank (1997)
-Persbericht Milieudefensie (1997a)
-Persbericht Milieudefensie (1997b)
-Persbericht Milieudefensie (1997c)
-The Official Mad Cow Disease Home Page
-Persinfo PVE (1998)
-Poster-actie varkenshouderij groot succes! (1997)
-Schutte (1997)
-Voskuil (1997)
-Voskuil (1998a, 1998b)
-Voskuil begint kruistocht (1997)
-Woerden (1997)



menukaart
nitsch
d'adamo