BOGOMIELEN EN KATHAREN zuiver licht, zuivere geest 9 mei 1999 menukaart franciscus benedictus
Ik slaap met mijn vrouw, ik eet vlees en ik lieg terwijl ik eden zweer. Ik ben kortom een goed christen. Wij, de armen van Christus, die geen vaste woonplaats hebben, vluchten van de ene stad naar de andere en leven als schapen temidden van wolven, wij verdragen de vervolgingen zoals de apostelen en de martelaren, ook al leiden we een heilig en streng leven in vasten en onthouding - woorden van een Rijnlandse ketter Zij verbieden zuivelproducten en alles wat daarvan is afgeleid, en alles wat het product is van copulatie ... In 1163 kwamen in het stadje Tours de bisschopen bijeen om zich te beraden over een nieuwe vorm van ketterij die in Frankrijk de kop op had gestoken. Het katharisme had Frankrijk bereikt. De katharen hadden zich stroomopwaarts langs de Donau via Keulen, Bonn en Luik over West-Europa verspreid. Ze kregen vooral veel aanhangers in Zuid-Frankrijk: Toulouse, Carcasonne, Béziers, Foix. In Albi werden de eerste ketters ontmaskerd. Vandaar dan men spreekt van de Albigenzen. De ketters - ons woord 'ketter' is afgeleid van cathare - werden door de inquisiteurs gedwongen bekentenissen af te leggen. Zij moesten zich bekeren tot het ware geloof en hun medebroeders aangeven. Duizenden ondervragingen kan men nog inzien in Franse stadsarchieven en bibliotheken. De citaten en gegevens uit dit hoofdstuk zijn afkomstig uit Tobias Churton, De geschiedenis van de gnosis (1987), tenzij anders aangegeven. Enkele door de katharen geschreven boeken zijn bewaard gebleven. Aan het begin van deze eeuw vond men het Liber de duobus Principiis, Boek van de Twee Principes. In Praag en Parijs werden versies teruggevonden van de verhandeling Liber contra Manicheos. Een belangrijk ander geschrift is Les Questions de Jean, waarin Johannes Christus in de hemel vragen stelt over het ontstaan van de wereld. Verder kent men een kathaars gebed en een 'Rituale'. Al dit materiaal stamt uit de dertiende eeuw. Paulicianen Men vermoedt dat het katharisme zijn oorsprong vindt in de bergachtige streken van het negende eeuws Armenië waar gnostici en andere dissidenten hun toevlucht zochten om te ontkomen aan de keizerlijke edicten uit Constantinopel. "Onder deze vogelvrij verklaarden bevonden zich de zogenaamde Paulicianen, een soms tot gewelddadigheden overgaande sekte van waarschijnlijk half 'Manichese', half gnostische oorsprong." De Paulicianen werden in 872 verslagen en gedeporteerd naar de Balkan. Sommigen trokken naar het noorden en noordwesten waar een liberaler klimaat ondogmtische opvattingen toen nog gunstiger gezind was. Spencer noemt de Paulicianen een 'stepping-stone' tussen het manicheïsme (waarover later meer) en de Bogomielen, de voorlopers van de katharen. Veel essentiële eigenschappen van het latere katharengeloof vindt men bij de Paulicianen terug. Zij waren door Marcion beïnvloed (waarover later meer) en verwierpen, evenals Marcion, het Oude Testament en ook sommige delen van het Nieuwe, alsook sommige sacramenten en het idee van de kerkelijke hiërarchie en autoriteit. Daarvoor in de plaats kwam een geïnitieerde klasse. De Paulicianen verafschuwden verder het kruis als een wreed, moorddadig symbool. Typisch gnostisch is hun opvatting van een boze God. "They ... believed that an evil God created the world and all living matter, while a good God created the world to come. They did not revere the Virgin Mary as they did not believe Jesus could have taken on flesh, as flesh was evil. Jesus had been created in Heaven and merely passed through Mary as if through a canal", aldus Spencer. Er is een belangrijk verschil tussen de Paulicianen en de latere Bogomielen en Katharen. Zij waren geen vegetariërs. Ook geweld en oorlog schuwden zijn niet. Massalianen Nauw verwant met de Paulicianen waren de Massalianen uit de 9e en 10e eeuw. Zij schonken veel aandacht aan het gebed. De Massalianen aten geen vlees aten. Ook drank, sex en geweld werden als duivels verworpen. Dat wil zeggen: "Continual prayer could achieve a state of pure spirit, in which the soul became possessed of a sacred delirium that showed itself in jumping, dancing and symbolically trampling under the expelled demon. Once this state of purity was achieved sin was no longer possible and all discipline and restriction became superfluous. Massalians could therefore then indulge in all the worldly delights of sexual pleasure, wine and food" (Spencer). Bogomielen In de tiende eeuw ontstond in Bulgarije de Kerk der Bogomielen, genoemd naar hun stichter, de priester Bogomiel ('hij die door God bemind wordt'). Zijn beweging verspreidde zich in de loop van twee eeuwen over Servië, Bosnië, Macedonië en Klein-Azië. In de twaalfde eeuw stichtte de macedonische monnik Basil een Bogomielse gemeente in Constantinopel. Hij werd onder valse voorwendsels bij keizer Alexius I uitgenodigd en verbrand nadat hij geweigerd had zijn eigenzinnige geloofsopvatting te herzien. Ook bij de Bogomielen vindt men weer de gnostische opvatting dat niet God, maar Sataniël, de Duivel, de schepper van de wereld was. Deze opvatting vindt men precies zo terug in Les Questions de Jean van de katharen: En hij (Sataniël, Satan) vatte het plan op de mens te scheppen om hem te dienen, en hij nam het leem van de aarde en vormde de mens naar zijn gelijkenis. En hij beval de engel uit de tweede hemel het lichaam van leem binnen te gaan; en hij nam nog een stuk en maakte een tweede lichaam in de gedaante van een vrouw, en hij beval de engel van de eerste hemel er binnen te gaan. De engelen weenden hevig toen zij zich omsloten zagen door dit sterfelijk omhulsel met kenbare vormen. De Bogomielen zochten verlossing uit het lichaam door het beoefenen der deugden. Zij predikten geweldloosheid ten aanzien van mens en dier. Spencer tekent hierbij aan dat de leer der bogomielen van de 9e tot de 14e eeuw niet onveranderd bleef, ook niet ten aanzien van het vegetarisme van hun uitverkoren leiders. "For example, the two false bishops of the diocese of Tyana excommunicated in 1143 preached a rather more modified form of ascetism, namely that after abstaining for three years form sexual intercourse, meat, milk and wine a man can indulge in all of them without sin." Dit leidde er zelfs toe dat de bogomielen voor schaamteloze wellustelingen werden uitgemaakt. Een reputatie die de katharen zouden erven. De katharen Aan het begin van de twaalde eeuw vluchtten de bogomielse missionarissen stroomopwaarts langs de Donau in westelijke richting. "Of deze Bulgaarse missionarissen daadwerkelijk de stichters van het Katharisme in Languedoc zijn geweest, is nog nooit aan het licht gebracht" (Churton). Hun geloof lijkt echter sprekend op dat van de Zuid-Franse Katharen. Volgens Spencer verschenen de eerste katharen tussen 1012 en 1020 in Zuid-Frankrijk. Van katharen is, voorzover bekend, voor het eerst sprake aan het begin van de 11e eeuw in Monteforte, Noord-Italië. Hun naam zou toen reeds een negatieve klank hebben kunnen gehad, daar Augustinus de manicheïstische uitverkorenen ook zo had genoemd (Spencer). Een van de ketters, een zekere Gerard, werd voor de aartsbisschop Aribert geleid om zich te verantwoorden. Gerard vertelde vrijmoedig over de onthouding van sex en vlees. "We do not sleep with our wives, we love them as we would mothers and sisters. We never eat meat. We keep up continuous fasts and uncesing prayer; our elders pray in turn by day and by night, so that no hour lacks its prayer. We hold all our possessions in common with all men" (geciteerd naar Spencer). Na deze ontboezeming werden de ketters naar de brandstapel gevoerd. In 1052 werden in Goslar ketters opgehangen om hun verfoeilijke manicheïstische gewoonten: zij aten geen dieren. Dit feit op zichzelf was onvergeeflijk. In dezelfde tijd waren boeren om hun manicheïsch vegetarisme door de bisschop van Châlons-sur-Marne geëxcommuniceerd en opgehangen. Anselm (1033-1109), een van de leidende theologen van zijn tijd, vond het vonnis onterecht. Hij schreef: "I have most diligently tried to find out what passed at this discussion, and can discover no justification for the sentence except that the heretics refused to obey the order of the bishop to kill a chicken ..." Spencer: "Mercy such as Anselm's was to grow rare and in a very short time vanished entirely." Terwijl de ketters in Keulen naar de brandstapel werden gevoerd (1142), en ook elders in Europa werden vervolgd (Vlaanderen, Engeland), kregen de missionarissen die halverwege de twaalde eeuw in Languedoc arriveerden een goed onthaal. Hun boodschap van een eenvoudig, onafhankelijk en zuiver geestelijk leven sloeg aan. Zij troffen een chaotische en beangstigende politieke situatie in een geestelijk vacuüm. Er waren adellijke onafhankelijkheidstwisten en de Kerk bood een slecht opgeleide, losbandige en ingeslapen geestelijkheid. Er bestond nauwelijks evangelieprediking en omtrent de hoofdleerstellingen van het katholicisme bestond onwetendheid. Door het gebied liepen belangrijke handelsroutes en er viel veel geld te verdienen, ook met boeken die getuigden van kathaarse denkbeelden. Er was druk handelsverkeer tussen de Middellandse Zee en Bordeaux aan de Atlantische Oceaan en rovers waren in het gebied actief. In de streek bestonden reeds inheemse ketters en "het kan zijn dat het Katharisme zich in zijn ontwikkeling associeerde met stromingen zoals bijvoorbeeld de groepering rondom Hendrik van Lausanne, in het begin van de twaalfde eeuw" (Churton). De monnik, die een slechte reputatie genoot als bandeloze versierder en beoefenaar van de knapenliefde, veroordeelde de kerkelijke hiërarchie en de daarmee gepaard gaande uitwassen van rijkdom en macht. Bemiddeling van de Kerk was onnodig want ieder individu onderhield een directe relatie met God. "Wat het meest werd verfoeid in de boodschap van de Katharen, was niet alleen dat zij de Kerk geen enkele rol toekenden inzake de verlossing van de ziel, maar dat de Kerk van Rome onweerlegbaar de tempel van Satan was, een valse kerk, een vervalsing door de Duivel zelf gemaakt". De Kerk van Rome vertegenwoordigde Rex Mundi, Heer van deze wereld. De edelen van Languedoc hielden er soortgelijke ideeën op na. Zij weigerden financiële steun aan de kerk. Zo vonden de edelen en de katharen elkaar. "Voor deze edelen en hun pachters, evenals voor een opkomende middenklasse die zich belemmerd zag door de kerkelijke veroordeling van winstbejag, betekende de blijde boodschap van de 'rechtschapenen' (zo werden de katharen genoemd die het Consolamentum hadden ontvangen) een nieuwe mogelijkheid", aldus Churton. De katharen waren arm en beoefenden eenvoudige ambachten als pottenbakken of schoenmaken. In een weversatalier te Fanjeaux was hun plaats van samenkomst. Ze zagen het belang niet in van een eigen kerkgebouw, immers, de kerk van God was een geestelijke kerk en niet gemaakt van steen of hout. De gedachte is "typerend voor het gnostisch geloof in een onzichtbare 'ecclesia' of 'samenkomst' der zielen die elkander kennen 'vanuit het hart'". De machtige edelen sympathiseerden met de katharen. Meestal waren kwamen eerst hun vrouwen onder invloed van het kathaarse geloof, waarin geen onderscheid bestond tussen man en vrouw. Vrouwen hadden hetzelfde recht om te prediken of het sacrament toe te dienen. Vele kathaarse parfaites stamden uit adellijke families. Voor de katharen waren vrouwen en mannen gelijk. Maar de vrouw werd ook gemysticificeerd. De Kathaarse parfaite werd door de troubadours aanbeden als kuis, goed, zuiver van geest; zij had haar hart verpand aan God. Dit was het tijdperk van de minnezangers en hun grote thema, de hoofse liefde, bezongen in de verboden volkstaal, het Oud-Provençaals. De katharen vertaalden de evangeliën in het Occitaans. Het katharisme is een vorm van gnosis, een leer van verlossende kennis. Sathanas had de ziel van de op engelachtige wezens gestolen en in een lichaam geplaatst, geschapen naar zijn gelijkenis. Het verlangen naar en de herinnering aan het rijk van de zuivere geest was echter niet volledig gedoofd. Satan had het Paradijs gemaakt om de man en de vrouw tot zonde te verleiden, opdat de engelenzielen zich in nog dieper slavernij zouden storten. Zo werd de door de goede God geschapen ziel een balling en gevangene van de Satans wereld. Redding kon verkregen worden door verhelderende kennis hieromtrent. De katharen zagen zichzelf als vrome christenen. Voor hen was Christus een 'geheel geestelijk wezen' dat niet kon worden vereenzelvigd met het lichaam dat hij had aangenomen. Daarom verwierpen zij de tastbare afbeeldingen van een bloedende Christus aan het kruis. Ook de Herrijzenis en Hemelvaart van Christus werden geestelijke opgevat. De Kruisiging diende louter om de verblinding en wreedheid van Rex Mundi te tonen. De katharen lazen het Nieuwe Testament. Vooral Het Evangelie van Johannes - het meest 'gnostische' en dualistische van de vier evangelieën met zijn tegenstelling licht/duisternis - was bij hen geliefd. 'Kathaar' betekent zuiver: zij "wijdden zich aan het zuivere licht van de geest waarvan de ware verblijfplaats bij de Algoede in de hemel is", aldus Churton. Het Consolamentum Wie het consolamentum ontving raakte vervuld van de 'geest' en bevrijd uit de greep van Satan. De ziel herenigde zich met de Heilige Geest. Volgens de auteur van Les Questions de Jean bracht het Consolamentum verlossing door de liefde van Christus. Dit bracht een einde aan de reeks van incarnaties. Het ritueel van het Consolamentum vormde het zwaartepunt van de kathaarse liturgie. Dit 'doopsel des geestes' door middel van handoplegging waarbij geen water werd gebruikt, kon worden toegediend door al diegenen - mannen én vrouwen - die het zelf eerst hadden ontvangen. Zij werden perfecti (vrouwelijk: parfaites) genoemd, volmaakten of rechtschapenen zonder zonden. Althans, de definitieve breuk met de wereld bleef overeind zolang men zich hield aan een aantal verboden. Men mocht niet haten, geen mensen of dieren doden. De opdracht was lief te hebben als Christus. Alleen de perfecti trachtten zuiver volgens deze regels te leven. De klasse der gewone gelovigen (cérdentes) koesterden voor hen een grote verering. Wanneer een parfait toch een zonde had begaan, dan moesten al degenenen die van hem of haar het Consolamentum hadden ontvangen, opnieuw worden gedoopt. Veel gelovigen wachtten daarom liever tot hun sterfbed alvorens over te gaan tot het ontvangen van de algehele verlossing. Vrouwen gaven er dikwijls de voorkeur aan te wachten totdat zij hun kinderen hadden grootgebracht. Vlees Het Consolamentum verbood het eten van vlees en zuivel. Vis was wel toegestaan, volgens Giehl (1979:60) omdat men dacht dat vissen geen dieren waren, maar "mysteriously created form the water itself". Het vegetarisme der katharen was verbonden met de zielsverhuizing. "Vlees was de substantie van de Duivel en was een product van de voortplanting - melk trouwens ook - en men diende zich verre te houden van al die zonden en verleidingen waardoor de Duivel vat op je kon krijgen. Je mocht niet liegen of mensen dan wel dieren doden, want je kon maar nooit weten of er in zo'n dier niet een gepijnigde ziel zich door een hele reeks incarnaties aan het zwoegen was op weg terug naar de hemel." Volgens de Engelse historicus R.I. Moore (The Birth of Popular Hersey, 1975) associeerden de katharen en bogomielen het eten van vlees ook met macht en uitbuiting. Vlees was "het voedsel van de jagers, van de machthebbers, van de mensen die over een paard konden beschikken voor hun vervoer, van hen die de landbouwers, die het toch al zonder vlees moesten stellen in hun leven, uitbuitten" (geciteerd naar Churton). We zagen hierboven dat Anselm de kettervervolgingen, puur en alleen om het niet eten van vlees, onterecht achtte. Een eeuw later schreef Eckbert van Schönau een preek tegen de Rijnlandse katharen, waarin hij ondermeer de motieven achter het kathaarse vegetarisme opsomt en vergelijkt met de kerkelijke vasten (geciteerd naar Spencer): De tweede ketterij: geen vlees eten. De volwaardige leden van hun secte vermijden allen vlees. Niet om dezelfde reden als de monniken en anderen die een spiritueel leven leiden: want zij (de ketters) beweren dat vlees vermeden dient te worden omdat het een resultaat van de coïtus, en om die reden onrein. De derde ketterij: de creatie van vlees. Dat is de reden die zij publiekelijk aanhangen. Maar privé houden zij een nog verwerpelijker reden op na, namelijk dat vlees de creatie is van de duivel, en om die reden onder geen beding mag worden gegeten. De Inquisitie In 1179 sprak Paus Alexander de banvloek uit over de katharen. Aanvankelijk lukte het de onderling verdeelde bisschopen niet om de katharen van Languedoc te onderwerpen. De plaatselijke adel steunde hen niet. De ketters werden beschuldigd van sexuele uitspattingen. Bijnaam voor de Katharen werd 'Bulgars', in het Engels verbasterd tot 'buggers': homo's. De Kathaarse predikers reisden dikwijls met zijn tweeën rond. [Zie wat Spencer hierover zegt:] In 1203 zond de Paus zijn gezant Petrus van Castelnau om de katharen van hun dwalingen te overtuigen. Een jaar later kwam het tot een openlijke botsing. Inmiddels waren de katharen begonnen het fort te Montsségur te versterken. De burcht werd hun bestuurlijk en financieel centrum. Er werd geld bewaard dat hen door de adel was geschonken. In 1207 kwamen Guilhabert de Castres en Dominicus Guzman in Montréal tegenover elkaar te staan. Het was in de streek gebruikelijk om in het openbaar een debat te houden om bepaalde theologische en filosofische geschillen te beslechten, zonder aanziens des persoons, geloof, geslacht of overtuiging. Een dergelijk gebruik was in strijd met de katholieke autoritaire hiërarchie. Dominicus (c.1172-1221), de stichter van Dominicaner orde, was een zeer vroom man en een succesvol redenaar. Hij deed aan zelfkastijding en gebruikte daarbij de zweep. Nachten bracht hij wenend door om de verloren zielen die hij trachtte te bekeren. Ketters waren nog erger dan heidenen. Met grote toewijding gaf hij zich over aan hun bekering. In 1204 verbleef Dominicus in een kathaarse herberg in Toulouse. De hele nacht lang bleef hij discussiëren met de herbergier totdat hij het pleit gewonnen had. In 1206 voegde de paus Dominicus toe aan zijn Gezantschap tegen de ketters. Guilhabert de Castres (c.1150-c.1240) was een kathaarse nobelman en een beroemd arts in het gebied van Carcassone. Hij trok al predikend, zegenend en dopend rond. De kathaarse gelovigen uit de lagere standen waren zijn vurigste aanhangers. Nu, in 1207, stonden Dominicus en Guilhabert tegenover elkaar in een publiek debat. Het lukte het Dominicus niet om Guilhabert - die een thuiswedstrijd speelde - van zijn dwalingen te overtuigen. Dominicus vertrok en gaf zijn zijn opdracht aan de Paus terug. In 1208 werd de gezant Petrus van Castelnau omgebracht. Paus Innocentius III greep deze gelegenheid aan om zijn volgelingen te bewapenen. Er verzamelden zich een troepenmacht van 20.000 man uit alle landen van Noord-Europa. In de jaren die volgden werden duizenden ketters naar de brandstapels gevoerd. "Op de vraag: 'Hoe kunnen wij onderscheiden wie de ketters zijn?', antwoordde (de Pauselijke Gezant) Amaury met de legendarische woorden: 'Maak ze allemaal af, God zal de zijnen wel kennen'." "Een kroniekschrijver schreef: 'Onze mensen konden zich de moeite besparen hen in het vuur te werpen, zij beleden hun ketterse geloof met zo'n blijheid, dat zij zichzelf letterlijk in de vlammen wierpen.'" In 1217 liep de eerste Kruistocht tegen de Albigenzen ten einde. Een tweede kruistocht volgde in 1226-1229. In 1233 verkregen de Domincaners het recht op het inquisiteurschap. Dit is het eigenlijke stichtingsmoment van de inquisitie, die in Languedoc honderd jaar lang in de greep zou houden. Wie zich bekeerde, moest de namen van medebroeders opgeven en kreeg boetedoening opgelegd. Tijdens de verhoren mochten de verdachten geen getuigen oproepen; er was geen recht op verweer. Om de volgende, in dikwijls geciteerde anecdote is men het historisch vegetarisme vooral gaan vereenzelvigen met de ketterse ondergrondse bewegingen der gnosis. Een beschuldigde trachtte te bewijzen dat hij geen ketter was door te beweren dat hij, net als gewone christenen, gewoon vlees at: "Ik slaap met mijn vrouw, ik eet vlees en ik lieg terwijl ik eden zweer. Ik ben kortom een goed christen" (geciteerd uit Louter). In 1243 besloten kerkelijke gezaghebbers om definitief af te rekenen met het laatste bolwerk van het katharisme, de burcht van Montségur. de ruïne van Montségur In het fort hadden zich ridders en knechten teruggetrokken. Zij beschermden een groep van 500 katharen. Tien maanden duurde de belegering. Op 16 maart 1244 Montségur genomen. Diezefde dag werden 225 mannelijke en vrouwelijke perfectie verbrand. Maar de goudschat van Montségur was door twee katharen weggevoerd. Men weet tot op de dag van vandaag niet waaruit de schat der katharen bestond, noch waarheen hij was weggevoerd. Er ontstonden legenden dat de schat de Heilige Graal of de verloren gegane tempelschat van Jeruzalem was geweest. Churton: "Er is een hoop onzin geschreven over het Katharisme. De Katharen zijn afgeschilderd als geheimzinnige verkondigers van een met geheimen doorweven leer, beladen met een hang naar mystiek en toverkunst. Op een of andere manier werden ze in verband gebracht met de mythen rond de Heilige Graal, koning Arthur, de oorspronkelijke en heidense 'gnosis' en vrij recent nog werd hun naam verbonden met een van de meest geruchtmakende theorieën over vermeende samenzweringen. Daarbij zou alles betrokken zijn, van de zogenaamde afstammelingen van Christus, het Merovingische huis, de Tempeliers, het Lotharingse huis, de theosofie en het occultisme van de negenitende en twintigste eeuw, de Nazi-partij, de Rozekruisers, de dichters van het Symbolisme, de schilder Nicolas Poussin en de Ark des Verbond tot de inmiddels maar al te vertrouwde mengelmoes van intergalactische UFO-spinsels, het 'holisme' en kosmologische ontstaanstheorieën, de Oud-Egyptische mythologie, speurtochten naar Atlantis en prehistorische astronomie." Na de val van Montségur liep de katharenbeweging op zijn einde. Veel perfectie waren gedood. De overgeblevenen kregen niet gemakkelijk opnieuw de steun van de bevolking en de edelen van Languedoc die zich door de Roomse overmacht bedreigd wisten. Groepjes katharen gingen ondergronds. Zij hielden geheime bijeenkomsten in open plekken in het bos, in de bergen en de grotten. In 1321 werd Bélibaste als laatste ketter verbrand, een gebeurtenis die in het dorp Villerouge-Termènes nog steeds jaarlijks wordt herdacht. Veel katharen zouden in de dertiende eeuw gevlucht zijn naar de Italië: Concorezzo en Lombardije. In Languedoc werden Franciscaner kloosters gesticht en hun bedelorden namen veel gebruiken over van de kathaarse perfectie. Inmiddels was het katharisme ook inwendig verdeeld geraakt. Bronnen -Cathar lithurgy -Churton (1989) -Giehl (1979) -Louter (1997)(#) -Shand (zj) -Spencer (1993) -Sprong (zj)(#) -Voyage en Terre d'Oc (1999) menukaart franciscus benedictus |