Weens -
Dit is het Weens. Veel vaker speelt wit 2. Pg1-f3. Maar nu kan wit nog f2-f4 spelen.
Na 3. f4 is onze zet 3... d5 mogelijk. Het kan zo verder gaan: 4. fxe5 Pxe4 5. Pf3 Le7 (Of 5... Lc5)
6. De2 Pxc3 7. dxc3
Ook na 3. g3 is onze zet 3... d5 mogelijk. Nu bijvoorbeeld 4. exd5 Pxd5 5. Lg2 Pxc3 6. bxc3 Ld6 7. Pf3
3... Lb4
Zwart kan het schijnoffer 3... Pxe4 spelen. Als wit meteen terugslaat met 4. Pxe4? (Maar beter is de tussenzet 4. Dh5!) dan wint zwart zijn stuk terug met onze zet 4... d5!
Opnieuw het schijnoffer. Wit kan beter niet meteen nemen en komt met de tussenzet:
5. Dh5
Wit heeft duidelijke aanvalsplannen.
Na 5. Pxe4 volgt weer 5... d5!
En daar is onze zet. Net op tijd. Zwart geeft de pluspion terug om zo snel mogelijk zijn ontwikkeling af te maken. Zwart moet hierna nog heel precies spelen om niet in problemen te komen. De encyclopedie geeft de volgende moeilijke variant:
De logische zet 8. c3 is te langzaam. Zwart heeft de tussenzet 8... Le6 (of misschien zelfs 8... Te8!? 9. d4 Le6! 10. Pe3? Lxc4 11. Pxc4 Dxd4!)
8... Le6
Alleen zo kan zwart wit bezighouden. Anders krijgt wit een te sterke aanval.
Zwart offert een stuk om de stelling in evenwicht te houden.
12. Kf1? Lxc4+ 13. P5xc4 (13. P3xc4 Lxh6) 13... Df6+ is goed voor zwart: 14. Ke2 Df2+ 15. Kd1 Lc3! Wit mag de loper niet nemen. Waarom niet? Op de volgende zet komt zwart met 16... Tad8+.
12... Lxc1 13. Taxc1 Dd2+ 14. Kf3 Dd4!
14... Df2+ 15. Kxe4 wordt nog ingewikkeld.
15. Df4
A) 15. Lxe6? loopt mat na 15... fxe6+ Schaak!
B) 15. Ld3 Pg5+! 16. Dxg5 f6! 17. Dh6 fxe5+ 18. Ke2 e4! 19. Lb5 c6 20. Tcd1 Db4 en zwart wint zijn stuk terug in een goede stelling.
Maar nu - na 15. Df4 - heeft zwart eeuwig schaak. Hoe? (Meer dan remise zit er voor zwart ook niet in.)