Sleutelvelden en oppositie -


Dezelfde stelling, maar nu is wit aan zet. Dit is een nadeel. Wit kan niet winnen (als zwart het goed speelt tenminste).

Met een witte pion op de vijfde rij wint wit zodra hij een stelling uit ons plaatje kan bereiken. Nogmaals ons plaatje:


Maar wat als de pion de vijfde rij nog niet bereikt heeft? Toch nog iets over de sleutelvelden uit Stap 3.
Als de witte pion de vijfde rij nog niet heeft bereikt, dan wint wit alleen als hij met zijn koning op één van drie sleutelvelden kan komen. En het wordt remise als zwart kan voorkomen dat wit met zijn koning een sleutelveld bezet. Zo liggen de sleutelvelden ten opzichte van de pion:


Er zijn drie sleutelvelden, ze liggen naast elkaar op een rij
De sleutelvelden liggen altijd twee velden hoger dan de pion
Gaat de pion omhoog, dan schuiven de sleutelvelden mee
De afstand tussen pion en sleutelvelden blijft dus gelijk
Soms is het dus een nadeel om de pion op te spelen, namelijk
als de witte koning daardoor geen sleutelveld meer kan bereiken


Als wit zijn pion nog niet op de vijfde rij heeft staan, dan kan hij het eindspel alleen winnen als hij met zijn koning een sleutelveld bereikt. Lukt dit niet, dan is de stelling remise.

We bekijken een partij. Wit is aan zet. Dit is een nadeel vanwege de oppositie. Wit zal proberen een sleutelveld te bezetten. Voorlopig lukt dit niet. Wit moet naar links of naar rechts, bijvoorbeeld:

1. Kf3 Kf5!

Zwart neemt de oppositie in. Daardoor krijgt wit geen sleutelveld voor zijn koning.


- 1... Kd5? zou al meteen een fout zijn. Wit speelt 2. Kf4! en bezet een sleutelveld. Wit staat nu gewonnen.

- 1... Kf6? is ook niet goed. Wit pakt meteen een sleutelveld, het maakt niet uit welk: 2. Ke4 (2. Kf4 bezet ook een sleutelveld en wit wint dus) 2... Ke6 3. e3! Wit mag doorschuiven, omdat hij met zijn oppositie weldra een sleutelveld in handen krijgt. Zwart moet naar links of naar rechts, bijvoorbeeld 3... Kd6 4. Kf5 Wit bezet een sleutelveld en wint dus.

Terug naar de partij. Wit kan geen sleutelveld veroveren. Hij probeert nog iets aan de andere kant, je weet nooit...

2. Ke3 Ke5!

Opnieuw geen sleutelveld voor wit.

3. Kd3 Kd5!

Met zijn oppositie voorkomt zwart dat wit een sleutelveld pakt. De stelling blijft remise. Een laatste poging van wit, misschien dat zwart ergens een fout maakt...

4. e3 Ke5 5. e4

Het is natuurlijk nog steeds potremise...

5... Ke6 6. Kd4

Het is nog steeds remise. Maar nu vergist zwart zich:

6... Kf6??

Een kostbare fout.


- Goed was alleen 6... Kd6! Wit krijgt geen sleutelveld.

- Niet goed was 6... Kd7? vanwege 7. Kd5! (Oppositie!) 7... Ke7 8. Ke5 (Oppositie!) 8... Kd7 9. Kf6! (Sleutelveld!)

- Ook niet goed was 6... Kf7? vanwege 7. Kd5! Ke7 8. Ke5 (Oppositie!) 8... Kd7 9. Kf6 (Sleutelveld!)


Terug naar de partij. Na de fout van zwart verovert wit een sleutelveld:

7. Kd5 Ke7 8. Ke5!

Oppositie, zwart moet weg:

8... Kf7 9. Kd6

Sleutelveld. Het vervolg is niet moeilijk:

9... Ke8 10. e5 Kd8 11. e6 Ke8 12. e7 Kf7 13. Kd7

Wit wint.

VRAAG: Wat hebben sleutelvelden en oppositie met elkaar te maken?
- Alleen als wit de oppositie heeft, dan kan hij een stelling bereiken waarin hij een sleutelveld bezet
- Alleen als wit een sleutelveld heeft, dan kan hij een stelling bereiken waarin hij de oppositie heeft

Tot zover een lastig stuk eindspeltheorie over oppsitie en sleutelvelden. Leuker kunnen wij het niet maken. Makkelijker ook niet.

*