Je kunt alle stukken van de tegenstander aanvallen. Maar alleen als je de koning aanvalt, dan heet dat schaak (en nog geen schaakmat, dat komt later). Als je de koning van de tegenstander schaak zet, dan moet je dit ook zeggen: "Schaak!" Dit is een waarschuwing. De tegenstander moet proberen om tegen het schaak iets te doen. Dit is verplicht. Lukt dit niet, dan heeft hij verloren (dát is schaakmat). De koning wordt ook bij schaakmat niet meer geslagen. Schaakmat is het einde van het het spel. Hieronder bekijken we enkele eenvoudige voorbeelden waarbij een stuk de koning schaak zet. |
|
|
|
|
|
Stukken kunnen een koning aanvallen en dan komt die koning schaak te staan. Maar een koning mag, als hij aan zet is, zichzelf nooit schaak zetten! Dus een koning mag ook niet naar een veld toe waar hij bedreigd wordt door een ander stuk. En ook mag je met je eigen stukken geen zet doen als je eigen koning daardoor schaak komt te staan. In de tabel hieronder zie je voorbeelden. |
DE KONING MAG ZICHZELF NIET SCHAAK ZETTEN | ||
Zo gaat een koning. De blauwe pijlen zijn zetten die de koning mag doen. |
Rode pijlen zijn verboden zetten. Er zijn drie velden waar de koning schaak staat. Daar mag hij niet naartoe. |
De koning mag niet naar een veld waar de loper hem kan slaan. Op die velden staat de koning schaak. |
De koning mag niet naar een veld waar het paard hem kan slaan. Op die velden staat de koning schaak. |
Er zijn vijf velden waar de koning schaak staat. Je kunt ook zeggen: de dame pakt vijf velden af. |
Zwarte pionnen slaan schuin naar beneden. Er zijn twee velden waar de koning schaak staat. |
TWEE KONINGEN MOGEN NIET NAAR ELKAAR TOE | ||
De witte koning mag niet naar een veld waar de zwarte koning hem zou slaan. Op die velden staat de witte koning schaak. |
Hier zijn twee verboden zetten. |
Hier is een zet verboden. Twee koningen mogen niet naar elkaar toe. |
DE KONING MAG EEN GEDEKT STUK NIET SLAAN | ||
De witte koning mag de dame slaan. (Lichtblauwe pijl.) De koning staat veilig. |
De loper dekt de dame. Nu mag de koning de dame niet slaan. Anders zou de koning zichzelf schaak zetten. |
Het paard dekt de toren. De koning mag de toren niet slaan. Het paard is niet gedekt. De koning mag het paard wel slaan. |
De witte koning mag de dame slaan. Andere zetten zijn verboden. |
De koning mag de dame niet slaan. De koning moet vluchten. Er zijn nog twee veilige zetten. |
Er is nog een veilige zet. |
OEFENING Geef schaak (a) |