Zwart dekt een stuk
1... Ke5 De zwarte loper is in gevaar. Daarom dekt de zwarte koning zijn loper. In een echte schaakpartij kun je ook weggaan met de loper. Maar dekken is ook goed en dat oefenen we hier. Soms is dekken beter dan weggaan. Maar hier maakt het niet uit. Zwart kan bijvoorbeeld ook
1... Lb1 spelen.
*
|
Zwart dekt een stuk
1... f6 De pion dekt de pion. Er was geen andere mogelijkheid om de pion te beschermen. Dekken is dus het beste.
*
|
Wit dekt een stuk
1. Lf4 De loper dekt het paard. Dit is de beste zet. Als het paard was weggegaan, dan slaat zwart de loper: Dus
1. Pe4? is niet goed vanwege 1... Txh6!
*
|
Wit dekt een stuk
1. d4 Ook hier is dekken het beste. De witte toren moet het witte paard blijven dekken. Als de toren weggaat, slaat de zwarte koning het witte paard.
Dus 1. Tc1 is niet goed vanwege 1... Kxa5
*
|
Wit dekt een stuk
1. Pc3 Alleen het paard kan de witte loper dekken.
*
|
Wit dekt een stuk
1. Kd2 Omdat de witte koning weggaat, staat de witte loper opeens gedekt door de witte toren.
*
|
Wit dekt een stuk. Let op: twee stukken in gevaar!
|
Zwart dekt een stuk
1... e5 Alleen de loper kan het paard dekken. Daarom moest de pion weg.
*
|
Wit dekt een stuk
1. Tf8 Het paard moet gedekt worden.
*
|
Wit dekt een stuk
1. e4 De pion stond al gedekt. Maar die pion werd twee keer aangevallen. Er moet nog een verdediger bij. Als wit niet dekt dan gebeurt er dit:
1. Pf3 cxd5 2. Pxd5? Pxd5!
*
|
Zwart dekt een stuk
1... Lf4 Alleen zo dekt zwart zijn pion.
*
|
Wit dekt een stuk
1. Taa1 De laatste is een moeilijke. Je zou misschien denken dat wit ook een toren kan slaan, maar dan gaat het fout:
1. Txe8 Inderdaad, de twee witte torens dekken elkaar. Maar zwart speelt nu 1... Td1+! Schaak! 2. Te1 Er moet een toren tussen. Maar het helpt niet: 2... Txe1+ Schaakmat! Wit verliest de partij.
*
|