|
Als je nog niets kunt slaan, dan kun je stukken aanvallen. Zet een stuk zo neer dat je op de volgende beurt iets kunt slaan. Dat kun je hier oefenen. De aanval moet veilig zijn. Als je een stuk aanvalt, maar jouw eigen stuk wordt daarna geslagen, dan win je niets. Controleer dus of je zet veilig is. Het heeft meestal geen nut om een gedekt stuk aan te vallen. Zoek naar ongedekte stukken van de tegenstander en val die aan. Probeer een stuk aan te vallen dat het meeste waard is. Alle stukken kunnen aanvallen. Ook pionnen en de koning. Als je met de koning aanvalt, moet je zet ook veilig zijn. Pas op dat de koning door de aanval niet schaak komt te staan. Dat is verboden. |
Wit valt een stuk van zwart aan 1. Tg5 De toren valt de loper aan. * |
Zwart valt een stuk van wit aan 1... Lf2 De loper valt de toren aan. * |
||||
Wit valt een stuk van zwart aan 1. Pf6+ Een aanval op de dame. * |
Wit valt een stuk van zwart aan 1. e7 Een aanval schuin op het paard. * |
||||
Wit valt een stuk van zwart aan 1. Dh8 Een aanval op de loper. De andere stukken van zwart staan gedekt. * |
Wit valt een stuk van zwart aan 1. Pf3 Het paard valt de zwarte pion aan. * |
||||
Wit valt een stuk van zwart aan 1. Kg3 De koning valt twee stukken aan: de pion en het paard. Dit is de enige veilige aanval met de koning. * |
Zwart valt een stuk van wit aan |
||||
Wit valt een stuk van zwart aan |
Wit valt een stuk van zwart aan
1. Db7 Een aanval op de toren. De toren kan niet weg.
|
||||
Wit valt een stuk van zwart aan 1. e4 Een aanval van de witte loper op het paard. Nu de pion weg is, staat het paard aangevallen. * |
Wit valt een stuk van zwart aan |
||||
Zwart valt een stuk van wit aan |
Wit valt een stuk van zwart aan
1. Dc2 Een aanval op het paard en op een ongedekte pion. Zie je welke?
|