HET ONTSTAAN VAN HET SCHAAKSPEL Man achter een schaakbord. De velden hadden nog alle dezelfde kleur. http://history.chess.free.fr/images/chaturanga/khrishna-radha.jpg Het is onbekend hoe, waar en wanneer het schaakspel is ontstaan. Veel van onze cultuur en wetenschap is afkomstig uit het Griekenland nog voor het begin van de jaartelling. Maar het schaakspel is niet door de Grieken uitgevonden. Je ziet dan ook nooit een oude Griekse vaas met een afbeelding van mannen die gezellig een potje zitten te schaken, te dammen of te klaverjassen. Het schaakspel is afkomstig uit een ander deel van de wereld. Sommigen beweren dat het Chinese schaakspel veel ouder is dan alle andere vormen van schaken, misschien al wel 3000 jaar oud. Komt het schaken uit China? We weten het niet zeker. Het is in ieder geval niet erg waarschijnlijk dat het schaaksel op een dag werd uitgevonden door een of andere slimmerik, al waren er geleerden die dat hebben beweerd. Waarschijnlijk is het schaken langzaam maar zeker ontstaan uit een ander spel, een spel dat wij niet meer kennen. Omdat er zo weinig bekend is over het allereerste begin, zijn sommigen over het ontstaan van het schaakspel theorieën gaan bedenken. Misschien dat er in het begin gespeeld werd aan een bord met vier spelers in plaats van twee. En ik las eens iets over een spel met rollende schijven op een langwerpig houten plankje met een opstaand randje, het leek wel een sjoelbak. En daaruit zou ons schaakspel zijn ontstaan? Wat we wel weten is dat er in de zesde eeuw na Christus in India een spel werd gespeeld op een vierkant bord met vierenzestig velden. De stukken stonden opgesteld zoals de schaakstukken in het moderne schaakspel. Het bord stelde een slagveld voor, waarop twee legers in de beginpositie tegenover elkaar staan. Schaken is dus een oorlogsspel. In onze tijd bestaat een leger uit drie onderdelen: de landmacht, de luchtmacht en de marine. Het Indische leger had er destijds vier: de strijdwagens, de cavalerie (mannen te paard), de olifanten (mannen te olifant) en de infanterie (mannen te voet). Het spel heette dan ook chaturanga, wat 'vier legerafdelingen' betekent. De opperbevelhebber was de koning, die op zijn beurt advies kreeg van een raadsheer. Alles bij elkaar waren er in het Indische schaakspel, dus net als nu, zes verschillende stukken, elk met eigen mogelijkheden om te bewegen en te slaan. De stukken stonden ook toen al in een vaste beginopstelling. Men geloofde dat deze opstelling gunstig was. Dit zijn de stukken die in het chaturanga gebruikt werden. Hun mogelijkheden lijken erg op die van het moderne schaakspel:
Chaturanga is over de wereld gaan reizen. Naar het oosten verspreidde het schaakspel zich in de richting van China en Japan. Naar het noorden in de richting van Rusland. Naar het westen kwam het schaakspel via Perzië terecht in Noord-Afrika, Turkije en Europa. De perzen noemden de koning sjah en de sja-klank is in veel benamingen van 'het koninklijke spel' bewaard gebleven. Rond 1300 (of eerder) kwam het schaakspel in Europa terecht, als eerste in Spanje en Italië:
In de loop der tijden veranderden de schaakregels. Deze regels konden per land of streek verschillend zijn. Sommige stukken kregen meer bewegingsvrijheid. Daardoor werd het schaakspel steeds sneller en aanvallender. De regels voor de rokade en pionpromotie werden bedacht en later weer gewijzigd. Pionnen die nog op hun beginplaatsen staan, mochten op een gegeven moment twee stappen recht vooruit. De en passant-regel werd uitgevonden en een sterk stuk, de dame, kwam meedoen. Pas sinds 1600 ongeveer werd schaakmat belangrijk. Vóór die tijd kon een partij gewonnen worden als de ander geen stukken meer had. De patregel is van nog later datum. Pas in de negetiende eeuw werd men het eens. Voor die tijd leidde pat nog dikwijls tot verlies van de partij. De Nederlandse ridderroman Walewein gaat over een vliegend schaakspel. De roman werd geschreven rond het jaar 1200. Je zou dus denken dat het schaakspel toen in onze streken bekend moet zijn geweest. In het verhaal gaat ridder Walewein op zoek naar een kostbaar schaakbord dat op een dag op wonderbaarlijke wijze door het raam was komen binnenvliegen en even later weer verdwenen. Het wordt een heel avontuur, waarbij onze held helemaal in 'Indië' terechtkomt. Eerst moet Walewijn een magisch zwaard veroveren. Dan moet hij de schone jonkvrouw Isabella bevrijden op wie hij ook nog hopeloos verliefd wordt. Je vraagt je 11.000 dichtregels lang af of Walewein zich zal weten te beheersen in het bijzijn van de dame en of hij dat kostbare schaakbord nog te pakken krijgt... Ridder Walewein op zijn paard Gringolotte. Boven het vliegend schaakbord. De gegevens in dit verhaal zijn - voor een groot deel - samengevat uit het boek van Henry A. Davidson, A Short History of Chess, 1949. |
jeugdschaakpagina |