DE KONING MAG ZICHZELF NIET SCHAAK ZETTEN
Zo gaat een koning.
De blauwe pijlen
zijn zetten die
de koning mag doen.
Rode pijlen zijn
verboden zetten.
Er zijn drie velden
waar de koning
schaak staat.
Daar mag hij
niet naartoe.


De koning mag
niet naar een veld
waar de loper
hem kan slaan.
Op die velden staat
de koning schaak.
De koning mag
niet naar een veld
waar het paard
hem kan slaan.
Op die velden staat
de koning schaak.


Er zijn vijf velden
waar de koning
schaak staat.
Je kunt ook zeggen:
de dame pakt
vijf velden af.
Zwarte pionnen slaan
schuin naar beneden.
Er zijn twee velden
waar de koning
schaak staat.




TWEE KONINGEN MOGEN NIET NAAR ELKAAR TOE
De witte koning mag
niet naar een veld
waar de zwarte koning
hem zou slaan.
Op die velden staat
de witte koning schaak.


Hier zijn twee
verboden zetten.
Hier is een zet verboden.
Twee koningen mogen
niet naar elkaar toe.




DE KONING MAG EEN GEDEKT STUK NIET SLAAN
De witte koning mag
de dame slaan.
(Lichtblauwe pijl.)
De koning staat veilig.
De loper dekt de dame.
Nu mag de koning
de dame niet slaan.
Anders zou de koning
zichzelf schaak zetten.
Het paard dekt de toren.
De koning mag
de toren niet slaan.
Het paard is niet gedekt.
De koning mag
het paard wel slaan.


De witte koning mag
de dame slaan.
Andere zetten
zijn verboden.
De koning mag
de dame niet slaan.
De koning moet vluchten.
Er zijn nog twee
veilige zetten.


Er is nog een
veilige zet.